Van: "Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <info@remmerswaal.nl>
Aan: "Jan Scherpenisse - Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <scherpenisse@remmerswaal.nl>
Datum: 11-01-18 17:29:49
Onderwerp: Nieuwsbrief Remmerswaal Accountants & Adviseurs - 2018-01-11

Remmerswaal
donderdag, 11 januari 2018
Geachte relatie,

Met deze mail ontvangt u een nieuwe uitgave van onze digitale nieuwsbrief, de editie van de maand januari.

Wij willen u hiermee informeren over mogelijk voor u van belang zijnde actualiteiten en ontwikkelingen. Mocht u meer informatie over een of meerdere onderwerpen willen ontvangen en/of een vraag over een specifiek artikel hebben, dan kunt u natuurlijk altijd contact opnemen met uw Remmerswaal-adviseur. U kunt nog meer nieuwsitems vinden op onze site www.remmerswaal.nl. Daar treft u ook algemene informatie over onze organisatie aan.

Wij wensen u veel leesplezier.

Deze nieuwsbrief bevat de volgende items:


Nieuwe loot aan de stam van Remmerswaal
Belastingplan 2018 aangenomen
Verrekening ingehouden loonheffing
Kamerbrief ontwikkelingen arbeidsmarkt
Wijzigingen loonbelasting 2018
Investeringsaftrek 2018
Oudedagsreserve en ondernemersaftrek
Geleidelijke afbouw verrekening algemene heffingskorting
Tarieven en heffingskortingen inkomstenbelasting 2018
Wijzigingen inkomstenbelasting
Diverse uitkeringsbedragen 2018
Loonkostenvoordelen en lage-inkomensvoordeel 2018
Onderzoek naar IKEA-rulings
Bedragen kindregelingen 2018
 
Nieuwe loot aan de stam van RemmerswaalKantoornieuws

 

Met ingang van 1 januari 2018 is door de overname van het kantoor Goossens & Van der Weegen B.V. in Steenbergen een nieuwe Remmerswaal-vestiging toegevoegd aan onze organisatie. Het kantoor zal vanuit de vestigingsplaats Steenbergen worden voortgezet onder de naam Remmerswaal Accountants Steenbergen B.V.

De dagelijkse leiding komt in handen van de heren Jan van Loenhout AA en Jos Verwijs AA.

Vanaf deze datum kunnen de bestaande klanten van dit kantoor ook gebruikmaken van de beschikbare specialisaties binnen Remmerswaal. Voor onze organisatie is dit een mooie uitbreiding van onze activiteiten en een goede start van het nieuwe jaar!

 
Belastingplan 2018 aangenomenBelastingplan

 

De Eerste Kamer heeft het Belastingplan 2018 aangenomen. Behalve de PVV hebben alle partijen voor het wetsvoorstel gestemd. De Eerste Kamer heeft ook het wetsvoorstel dat de aftrek wegens geen of een lage eigenwoningschuld (de zogenaamde Hillenaftrek) geleidelijk afschaft aangenomen. Dit wetsvoorstel kreeg minder steun van de diverse fracties; PVV, SP, PvdA, SGP, 50PLUS en PvdD stemden tegen.

Opmerkelijk is hoeveel aandacht er bij de behandeling van de wetsvoorstellen die gezamenlijk het Belastingplan vormen is besteed aan het wetsvoorstel ter geleidelijke uitfasering van de aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld. Dat is een klein wetsvoorstel met relatief bescheiden gevolgen, maar politiek zeer beladen.

 
Verrekening ingehouden loonheffingLoonbelasting

 

Loonbelasting wordt geheven door inhouding op het loon. De ingehouden loonheffing wordt als voorheffing verrekend met de verschuldigde inkomstenbelasting. Dat geldt ook als de werkgever de ingehouden loonheffing niet heeft afgedragen, tenzij sprake is van kwade trouw. Onder inhouding wordt verstaan het niet uitbetalen van een gedeelte van het overeengekomen brutobedrag van het loon, met als doel het niet uitbetaalde bedrag als loonheffing af te dragen. De feitelijke afdracht is geen voorwaarde om van inhouding te kunnen spreken.

Een bv, die sinds 2010 in liquiditeitsproblemen verkeerde, hield tot en met 2012 wel loonheffing in op het brutoloon van haar werknemers, maar droeg de ingehouden bedragen niet af aan de Belastingdienst. De bv deed wel maandelijks aangifte loonheffing. In de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2011 en 2012 van de directeur van de bv werd de ingehouden loonheffing niet als voorheffing verrekend. Volgens de Belastingdienst was de directeur niet te goeder trouw nu de bv geen loonheffing had afgedragen. Daarom had de directeur geen recht op verrekening van loonheffing met de verschuldigde inkomstenbelasting.

Hof Arnhem-Leeuwarden was van oordeel dat verrekening wel mogelijk was, omdat loonheffing was ingehouden. De bv had de bedoeling om de ingehouden loonheffing af te dragen zodra haar liquiditeitspositie dat zou toelaten. Het hof maakt duidelijk dat zelfs wanneer geen loonheffing is ingehouden deze toch mag worden verrekend met de inkomstenbelasting wanneer de werknemer te goeder trouw mocht aannemen dat loonheffing is ingehouden. Staat eenmaal vast dat loonheffing is ingehouden dan wordt aan de vraag of de werknemer te goeder trouw is niet meer toegekomen. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof.

 
Kamerbrief ontwikkelingen arbeidsmarktLoonbelasting

 

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Belangrijkste onderdeel van de brief betreft de Wet DBA. Deze wet is als vervanger van de VAR niet geworden wat ervan verwacht werd. Als opvolger wordt nu een nog te ontwikkelen webmodule genoemd, die opdrachtgevers duidelijkheid moet geven over een arbeidsrelatie door een opdrachtgeversverklaring. Het gezagscriterium, een van de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst, zal in de webmodule worden verduidelijkt. De webmodule zal meer rekening houden met de materiële in plaats van de formele kant. Tegelijkertijd moet schijnzelfstandigheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt worden voorkomen en moeten professionals aan de bovenkant van de arbeidsmarkt de nodige ruimte krijgen. De daarvoor benodigde maatregelen en de opdrachtgeversverklaring zouden per 1 januari 2020 in werking moeten kunnen treden.

De minister ziet op dit moment een alomvattend sociaal akkoord niet tot stand komen. Daarom stelt hij een aantal deeltrajecten voor. Het gaat om de volgende onderwerpen:

  1. de arbeidsmarkt van de toekomst;
  2. de vernieuwing van het pensioenstelsel;
  3. vaste en flexibele arbeid en arbeid en zorg;
  4. zzp-kwalificatie en ziekte en arbeidsongeschiktheid;
  5. de Participatiewet.

Ad 1. Door robotisering en digitalisering verandert de arbeidsmarkt. Om daar op in te spelen moeten werknemers zich blijven ontwikkelen en moeten vragen als hoe de zekerheid en de bescherming georganiseerd moeten worden en hoe de duurzame inzetbaarheid kan verbeteren beantwoord worden. De minister wil met werkgevers, werknemers en het onderwijsveld hierover in gesprek gaan.

Ad 2. Het pensioenstelsel zal moeten vernieuwen om het in de toekomst overeind te kunnen houden. Dat moet ervoor zorgen dat duidelijker wordt wat iemand aan pensioen heeft opgebouwd. Het moet ook makkelijker worden voor zzp’ers om mee te doen in het pensioenstelsel. Sterke elementen van het huidige stelsel zoals de collectieve uitvoering voor lage kosten, de risicodeling om levenslange uitkeringen mogelijk te maken en de verplichtstelling moeten behouden blijven. Het streven is om begin 2018 overeenstemming met de sociale partners te krijgen over de hoofdlijnen zodat in 2020 het wetgevingsproces kan worden afgerond.

Ad 3. Het kabinet wil de kloof tussen vaste en flexibele contracten verkleinen. De benodigde wetsvoorstellen worden in de loop van 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd, zodat zij uiterlijk per 1 januari 2020 in werking kunnen treden. Vaste contracten moeten aantrekkelijker worden door meer mogelijkheden voor een proeftijd, door de invoering van een cumulatie van ontslaggronden en aanpassing van de transitievergoeding.

Ad 4. Het kabinet wil een aantal maatregelen treffen om de lasten van werkgevers bij ziekte en arbeidsongeschiktheid van werknemers te verminderen. Het gaat om een collectieve regeling voor het tweede jaar loondoorbetaling voor kleine werkgevers en om halvering van de periode van premiedifferentiatie WGA. Het kabinet staat open voor voorstellen van de sociale partners om het draagvlak voor het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid te vergroten.

Ad 5. De loonkostensubsidie in de Participatiewet wordt vervangen door loondispensatie. Loondispensatie moet zorgen voor eenduidige regels voor werkgevers. Uitgangspunt is dat werken met loondispensatie moet lonen. De staatssecretaris van SZW heeft daarover een aparte brief gestuurd naar de Tweede Kamer.

 
Wijzigingen loonbelasting 2018Loonbelasting

 

Werkkostenregeling
De vrije ruimte voor onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers bedraagt ongewijzigd 1,2% van de fiscale loonsom. Voor een maaltijd in een bedrijfskantine geldt als normbedrag € 3,35 per maaltijd. Voor huisvesting en inwoning geldt als normbedrag € 5,55 per dag.

Privégebruik auto
Werknemers met een auto van de zaak, die zij ook privé mogen gebruiken, worden geconfronteerd met een bijtelling bij hun salaris. De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde van de auto inclusief omzetbelasting. Bepalend voor de hoogte van het percentage van de bijtelling zijn de CO2-uitstoot en de datum van eerste toelating op de weg van de auto. Voor nieuw toegelaten auto’s geldt een verlaagde bijtelling van 4% wanneer zij geen C02-uitstoot hebben. In alle andere gevallen bedraagt de bijtelling 22%.

Tot en met 2016 golden nog verschillende verlaagde percentages. Deze verlaagde percentages en uitstootgrenzen gelden gedurende maximaal 60 maanden. Auto’s van voor 2017, waarvoor een verlaagd bijtellingspercentage geldt, vallen na de periode van 60 maanden onder de destijds geldende standaardbijtelling van 25% en niet onder het huidige algemene percentage van 22.

Pensioenrichtleeftijd
De pensioenrichtleeftijd is met ingang van 1 januari 2018 verhoogd van 67 naar 68 jaar. De verhoging van de pensioenrichtleeftijd heeft gevolgen voor de toegelaten opbouwpercentages voor beschikbare premieregelingen.

 
Investeringsaftrek 2018Ondernemingswinst

 

De regeling van de investeringsaftrek is bedoeld om investeringen door ondernemers in bedrijfsmiddelen te bevorderen. Er zijn drie vormen van investeringsaftrek:

  • kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA);
  • energie-investeringsaftrek (EIA) en
  • milieu-investeringsaftrek (MIA).

KIA
Voor investeringen in bedrijfsmiddelen kan KIA worden genoten indien het totale investeringsbedrag in 2017 ligt tussen € 2.300 en € 314.673. Er geldt een minimumbedrag per bedrijfsmiddel van € 450. De maximale KIA bedraagt € 15.863. Dit bedrag wordt bereikt bij een investeringsbedrag tussen € 56.642 en € 104.891. Bij een hoger investeringsbedrag dan € 104.891 daalt de KIA met 7,56% van het meerdere, totdat deze nihil bedraagt bij een investeringsbedrag van € 314.673.

EIA
Het tarief van de EIA voor investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen bedraagt in 2018 54,5% van het investeringsbedrag. De lijst met bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor EIA is aangepast. Het maximale investeringsbedrag waarover aftrek wordt verleend bedraagt € 121 miljoen. Voor het recht op EIA moet het investeringsbedrag per bedrijfsmiddel ten minste € 2.500 bedragen. Een overzicht van de voor EIA kwalificerende bedrijfsmiddelen is te vinden op de website van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland.

MIA
De tarieven van de MIA voor investeringen in bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen als milieu-investeringen zijn niet gewijzigd. De lijst met bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor MIA is wel aangepast.
De MIA bedraagt voor investeringen:

  • in categorie I 36,0%;
  • in categorie II 27,0%;
  • in categorie III 13,5%.

Voor het recht op MIA moet het investeringsbedrag per bedrijfsmiddel ten minste € 2.500 bedragen. Er geldt een maximumbedrag van € 25 miljoen waarover MIA wordt verleend.

Vamil
In aanvulling op de MIA geldt voor milieu-investeringen de Vamilregeling. Die regeling staat vervroegde afschrijving toe op milieu-investeringen tot 75% van de aanschafwaarde. De resterende 25% moet regulier worden afgeschreven.
Een overzicht van de voor MIA/Vamil kwalificerende bedrijfsmiddelen is te vinden op de website van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland.

 
Oudedagsreserve en ondernemersaftrekOndernemingswinst

 

Oudedagsreserve
De toevoeging aan de oudedagsreserve voor een ondernemer bedraagt in 2018 9,44% van de winst, maar maximaal € 8.775. De toevoeging wordt verminderd met ten laste van de winst gekomen pensioenpremies.

Ondernemersaftrek
Een ondernemer voldoet aan het urencriterium als hij op jaarbasis ten minste 1.225 uur en de helft van zijn arbeidstijd aan zijn onderneming besteedt. Door te voldoen aan het urencriterium heeft de ondernemer recht op ondernemersaftrek. De ondernemersaftrek omvat:

  • de zelfstandigenaftrek;
  • de aftrek voor S&O-werk;
  • de meewerkaftrek;
  • de startersaftrek arbeidsongeschikten;
  • de stakingsaftrek.

Alleen de bedragen van de aftrek S&O-werk zijn gewijzigd. Deze aftrek bedraagt in 2018 € 12.623. Wie in een van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en in deze periode niet meer dan tweemaal de S&O-aftrek heeft toegepast, heeft recht op een verhoogde aftrek S&O-werk. De verhoging bedraagt € 6.315.

 
Geleidelijke afbouw verrekening algemene heffingskortingInkomstenbelasting

 

Belastingplichtigen hebben recht op de algemene heffingskorting in de inkomstenbelasting. Belastingplichtigen zonder inkomen hebben slechts recht op uitbetaling voor zover zij een partner hebben die voldoende inkomen heeft om ook de heffingskorting van de andere partner te kunnen verrekenen met de door hem verschuldigde belasting. Vóór 2008 konden eenverdieners tweemaal de korting genieten. De algemene heffingskorting voor niet-verdienende partners wordt sindsdien geleidelijk afgebouwd naar nul in 2023.

Bij de Hoge Raad ligt een zaak over het verschil in fiscale behandeling tussen een- en tweeverdieners. Tweeverdieners hebben ieder recht op de volledige algemene heffingskorting, eenverdieners niet. De vraag in deze procedure is of de verlaging van de algemene heffingskorting voor de niet-verdienende partner in strijd is met onder meer het recht op het ongestoord genot van eigendom, het verbod op dwangarbeid, de vrijheid van (onder meer) gezinsleven en het discriminatieverbod.
De belanghebbende meent dat haar vrijheid van inrichting van haar gezinsleven wordt beperkt door de negatieve financiële consequenties van de keuze voor een eenverdienersgezin. De inbreuk op het recht op het genot van eigendom zou bestaan uit de vermindering van de huwelijksrechtelijke aanspraken jegens haar man door de niet-overheveling van een deel van haar heffingskorting naar haar man. Het verbod op dwangarbeid zou zijn geschonden doordat de belanghebbende om aanspraak te kunnen maken op de volledige heffingskorting gedwongen wordt om betaalde arbeid te verrichten.

De advocaat-generaal (A-G) is in zijn conclusie van mening dat het beroep in cassatie ongegrond verklaard moet worden. Naar zijn mening kan het onderscheid tussen een- en tweeverdieners gerechtvaardigd worden door legitieme doelen als de bevordering van de arbeidsparticipatie van vrouwen, het lonender maken van werken en de bevordering van de economische onafhankelijkheid van de minstverdienende partner. Het is te verwachten dat de Hoge Raad de conclusie van de A-G zal volgen.

 
Tarieven en heffingskortingen inkomstenbelasting 2018Inkomstenbelasting

 

Tarieven box 1

 Inkomen van tot Jonger dan AOW-leeftijd AOW-gerechtigd
 € 0 € 20.142 36,55% 18,65%
 € 20.142 € 33.994 40,85% 22,95%
 € 33.994 € 68.507 40,85% 40,85%
 € 68.507 51,95% 51,95%

Voor mensen, die de AOW-leeftijd hebben bereikt, geldt in de eerste twee schijven een lager tarief omdat zij geen AOW-premie hoeven te betalen.

Tarief box 2
Het tarief in box 2 bedraagt 25%.

Tarief box 3
Het belastingtarief in box 3 bedraagt 30% over een fictief rendement. Dat fictieve rendement wordt berekend over het vermogen in box 3 verminderd met de vrijstelling van € 30.000 per persoon. Sinds 2017 zijn er drie rendementsschijven. Voor de eerste schijf tot een bedrag van € 70.800 boven de vrijstelling geldt een fictief rendement van 2,02%. Voor de tweede schijf van € 70.800 tot € 978.000 geldt een fictief rendement van 4,33%. Voor de derde schijf, dat is al het vermogen in box 3 boven een bedrag van € 978.000, geldt een fictief rendement van 5,38%.

Heffingskortingen
De algemene heffingskorting bedraagt maximaal € 2.265. Vanaf een inkomen van € 20.142 daalt de algemene heffingskorting met 4,683% van het meerdere tot nihil bij een inkomen van € 68.508. Voor mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt bedraagt de algemene heffingskorting maximaal € 1.157.

De arbeidskorting bedraagt maximaal € 3.249. Vanaf een inkomen van € 33.112 daalt de arbeidskorting tot nihil bij een inkomen van € 123.362.

De inkomensafhankelijke combinatiekorting bedraagt minimaal € 1.043. Vanaf een arbeidsinkomen van € 4.934 loopt deze korting op tot maximaal € 2.801 bij een inkomen van € 33.331. Voor mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt bedraagt deze heffingskorting maximaal € 1.431.

De levensloopverlofkorting is van toepassing bij opnamen uit het levenslooptegoed en bedraagt maximaal € 212 voor ieder jaar waarin bedragen zijn gestort in de levensloopregeling.

De jonggehandicaptenkorting bedraagt € 728.

De ouderenkorting bedraagt € 1.418 bij een inkomen tot € 36.346. Bij hogere inkomens bedraagt de ouderenkorting € 72.

 
Wijzigingen inkomstenbelastingInkomstenbelasting

 

Eigen woning
Het eigenwoningforfait voor woningen met een WOZ-waarde tussen € 75.000 en € 1.060.000 bedraagt in 2018 0,70% van de waarde. Voor het deel van de WOZ-waarde boven € 1.060.000 geldt een verhoogd eigenwoningforfait van 2,35%. Aftrek van betaalde hypotheekrente in de vierde tariefschijf gaat tegen 49,5% in plaats van tegen het tabeltarief van 51,95%. Het percentage waartegen aftrek in de vierde tariefschijf wordt verleend daalt ieder jaar met 0,5%.

De rente in een uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) is onbelast als de uitkering in 2018 niet meer bedraagt dan € 164.000. De vrijstelling voor de KEW geldt alleen voor op 1 januari 2013 bestaande verzekeringen die voldoen aan alle voorwaarden.

De maximale vrijstelling voor kamerverhuur bedraagt in 2018 € 5.246.

Premies lijfrenteverzekeringen
Betaalde premies voor lijfrenteverzekeringen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Voor iemand die op 1 januari de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt bedraagt de aftrekbare premie, dat is de jaarruimte, in 2018 13,3% van de premiegrondslag. De jaarruimte is maximaal € 12.362. De jaarruimte wordt verminderd met de opbouw van pensioenaanspraken en dotaties aan de oudedagsreserve. Wie in de voorgaande zeven jaar de jaarruimte niet of niet geheel heeft benut, kan gebruik maken van een aanvullende aftrek. Deze reserveringsruimte bedraagt 17% van de premiegrondslag in het jaar van aftrek. Er geldt een maximum van € 7.167. Voor wie aan het begin van het kalenderjaar maximaal tien jaar jonger is dan de AOW-leeftijd wordt dit maximum verhoogd tot € 14.152. De premiegrondslag is het totaal van de winst uit onderneming, het resultaat uit werkzaamheden en het inkomen uit arbeid in het vorige jaar, met een maximum van € 105.075 en verminderd met de franchise ter grootte van € 12.129.

Voor tijdelijke oudedagslijfrenten geldt als voorwaarde voor aftrekbaarheid van de premie dat het bedrag van de jaarlijkse uitkering niet hoger mag zijn dan € 21.483. De uitkeringen mogen niet eerder ingaan dan in het jaar waarin men de AOW-leeftijd bereikt.

 
Diverse uitkeringsbedragen 2018Sociale verzekeringen

 

De uitkeringsbedragen van diverse sociale verzekeringen zijn gekoppeld aan het minimumloon. In verband met de verhoging van het minimumloon per 1 januari 2018 gaan ook de uitkeringsbedragen omhoog. Het gaat onder meer om de bijstandsuitkeringen, de inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en gewezen zelfstandigen (IOAW en IOAZ), de AOW-uitkeringen en de Anw-uitkeringen.

AOW

Gehuwden/samenwonenden 
per maand

€ 782,95

vakantie-uitkering€ 51,01
totaal€ 833,96
Gehuwden/samenwonenden met maximale toeslag (partner jonger dan 65 jaar) 
per maand€ 1.565,90
vakantie-uitkering€ 102,02
totaal€ 1.667,92
Alleenstaanden
per maand€ 1.148,40
vakantie-uitkering€ 71,42
totaal€ 1.219,82

De hierboven genoemde bedragen zijn exclusief de inkomensondersteuning AOW van € 25,76 bruto per maand.

Maximumdagloon (WW, WIA, WAO en ZW)
Uitkeringen uit de WW, de WIA, de WAO en de ZW worden per 1 januari 2018 verhoogd met 0,8%. Het maximumdagloon voor deze verzekeringen gaat per 1 januari 2018 omhoog van € 207,60 naar € 209,26 (bruto).

Kinderbijslag
De kinderbijslag per 1 januari 2018 bedraagt per kwartaal:

per kind van 0 t/m 5 jaar (70%)€ 201,05
per kind van 6 t/m 11 jaar (85%)€ 244,13
per kind van 12 t/m 17 jaar (100%)€ 287,21

 
Loonkostenvoordelen en lage-inkomensvoordeel 2018Subsidies

 

Loonkostenvoordelen (LKV)
LKV is een nieuwe regeling ter vervanging van de premiekortingen. LKV zijn een tegemoetkoming voor werkgevers die een of meer oudere werknemers en/of werknemers met een arbeidsbeperking vanuit een uitkeringssituatie in dienst nemen of houden. Voorwaarde voor het ontvangen van LKV is een kopie van de doelgroepverklaring van de werknemer.

De regeling kent vier doelgroepen:

  • oudere werknemers (56 jaar en ouder);
  • arbeidsbeperkte werknemers, die nieuw in dienst komen;
  • werknemers uit de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden;
  • arbeidsbeperkte werknemers, die worden herplaatst.

Voor het recht op LKV moet de werknemer aan alle voorwaarden van de doelgroep voldoen en een doelgroepverklaring LKV hebben aangevraagd bij het UWV. De hoogte van LKV is afhankelijk van de doelgroep van de werknemer.

 Doelgroep LKV per verloond uur Maximum per jaar
 Oudere werknemers (56 jaar en ouder) € 3,05 € 6.000
 Arbeidsbeperkte werknemers die nieuw in dienst komen € 3,05 € 6.000
 Arbeidsbeperkte werknemers die herplaatst worden € 3,05 € 6.000
 Werknemers uit de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden  € 1,01 € 2.000

LKV over 2018 worden in 2019 uitbetaald.

Lage-inkomensvoordeel (LIV)
Werkgevers die werknemers met een laag loon in dienst hebben, kunnen recht hebben op een tegemoetkoming in de loonkosten, het lage-inkomensvoordeel. Het LIV over 2018 wordt in 2019 uitbetaald. Het LIV geldt voor een werknemer met een gemiddeld uurloon tussen 100% en 125% van het wettelijk minimumloon, die ten minste 1.248 uur heeft gewerkt en die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt. Het aantal gewerkte uren geldt ook voor een werknemer die slechts een deel van het kalenderjaar werkt. Het uurloon wordt berekend door het jaarloon te delen door het aantal verloonde uren. Het LIV geldt ook voor werknemers die jonger zijn dan 23 jaar indien zij aan de overige voorwaarden voldoen.

Voor 2018 gelden de volgende bedragen:

  • voor werknemers met een gemiddeld uurloon tussen € 9,82 en € 10,81 bedraagt het LIV € 1,01 per uur tot een maximum van € 2.000 per werknemer per jaar;
  • voor werknemers met een gemiddeld uurloon tussen € 10,81 en € 12,29 bedraagt het LIV € 0,51 per uur tot een maximum van € 1.000 per werknemer per jaar.

Het LIV wordt door het UWV berekend aan de hand van gegevens uit de ingediende loonaangiften en uit de polisadministratie.

Jeugd lage-inkomensvoordeel (Jeugd-LIV)
Ter compensatie van de verhoging van de minimumjeugdlonen voor 18- tot 21-jarigen en de verlaging van de leeftijdsgrens voor het volledige minimumloon van 23 naar 22 jaar heeft een werkgever met ingang van 1 januari 2018 recht op het Jeugd-LIV. Het Jeugd-LIV geldt voor werknemers die:

  • verzekerd zijn voor één of meer werknemersverzekeringen;
  • een gemiddeld uurloon hebben dat hoort bij het wettelijk minimumloon voor hun leeftijd; en
  • op 31 december 2017 18, 19, 20 of 21 jaar oud zijn.

Het gemiddeld uurloon is het jaarloon uit tegenwoordige dienstbetrekking gedeeld door het aantal verloonde uren. Niet tot het jaarloon behoren WGA-uitkeringen die een eigenrisicodragende werkgever aan een werknemer betaalt, WAO-, WIA- en WW-uitkeringen die de werkgever namens het UWV aan de werknemer betaalt en ziektewetuitkeringen die de werkgever als eigenrisicodrager na afloop van de dienstbetrekking aan de ex-werknemer betaalt.

Het Jeugd-LIV is afhankelijk van de leeftijd.

Leeftijd op 31 december 2017 Jeugd-LIV per verloond uurMaximaal Jeugd-LIV per jaar
 18 jaar € 0,23 € 478,40
 19 jaar € 0,28 € 582,40
 20 jaar € 1,02 € 2.121,60
 21 jaar € 1,58 € 3.286,40

Het Jeugd-LIV wordt in 2019 automatisch op de bankrekening van de werkgever gestort. Het Jeugd-LIV kan samengaan met andere loonkostenvoordelen.

 
Onderzoek naar IKEA-rulingsInternationaal

 

De Europese Commissie stelt een onderzoek in naar de belastingafspraken (rulings) die Nederland heeft gemaakt met IKEA. De aanleiding voor dit onderzoek is dat deze afspraken verboden staatssteun inhouden doordat IKEA wordt bevoordeeld ten opzichte van andere bedrijven. Het is niet de eerste keer dat Nederlandse belastingafspraken onderwerp zijn van onderzoek door de Europese Commissie. Eerder ging het om afspraken met Fiat en Starbucks.

Het IKEA-concern
Het IKEA-concern bestaat uit twee groepen van bedrijven. Inter IKEA is de rechthebbende op de naam en de formule, maar niet de eigenaar van de winkels. IKEA-winkels betalen 3% van hun omzet aan Inter IKEA Systems, een in Nederland gevestigde dochteronderneming van de Inter IKEA-groep.

Situatie tot 2011
De winst van Inter IKEA Systems werd aanvankelijk afgeroomd door de betaling van een jaarlijkse licentievergoeding aan de in Luxemburg gevestigde Inter IKEA Holding, eveneens onderdeel van de Inter IKEA-groep. Inter IKEA Holding was eigenaar van bepaalde intellectuele-eigendomsrechten die nodig zijn voor het door IKEA gehanteerde franchiseconcept. De jaarlijkse licentievergoeding die Inter IKEA Systems betaalde was in een ruling uit 2006 door de Belastingdienst geaccordeerd. De winst werd op deze manier verschoven naar Inter IKEA Holding in Luxemburg, maar daar niet belast omdat er een bijzondere belastingregeling van toepassing was. Inter IKEA Holding was daardoor in Luxemburg vrijgesteld van vennootschapsbelasting.

Situatie na 2011
Na een eerder onderzoek van de Europese Commissie werd de Luxemburgse bijzondere belastingregeling aangemerkt als verboden staatssteun. Met ingang van 2011 gold deze regeling niet meer en zou Inter IKEA Holding vennootschapsbelasting moeten betalen in Luxemburg. Om dat te voorkomen wijzigde Inter IKEA haar structuur. Inter IKEA Systems kocht de intellectuele-eigendomsrechten van Inter IKEA Holding. De aankoop werd gefinancierd met een lening van een in Liechtenstein gevestigde stichting. De Nederlandse Belastingdienst gaf in 2011 een nieuwe ruling af, waarin werd ingestemd met de prijs voor de aankoop van de intellectuele eigendom en met de rente die aan de moedermaatschappij in Liechtenstein moest worden betaald. Deze rente werd in aftrek toegelaten op de belastbare winst van Inter IKEA Systems in Nederland. De winst van Inter IKEA Systems werd daardoor niet langer naar Luxemburg maar naar Liechtenstein verschoven.

Onderzoek
De Europese Commissie gaat nu twee zaken op grond van de rulings onderzoeken:
1. Stemt de hoogte van de licentievergoeding, die Inter IKEA Systems aan Inter IKEA Holding betaalde, overeen met de bijdrage van Inter IKEA Systems aan de franchiseactiviteiten?
2. Stemmen de prijs die Inter IKEA Systems heeft betaald voor de intellectuele eigendom en de rente over de lening overeen met de economische realiteit?

Nederland en IKEA hebben de mogelijkheid opmerkingen te maken gedurende het onderzoek. De Europese Commissie verduidelijkt dat het instellen van een onderzoek niet wil zeggen dat de uitkomst ervan al vaststaat.

 
Bedragen kindregelingen 2018Toeslagen

 

Kinderbijslag
Met ingang van 1 januari 2018 gelden de volgende bedragen per kind per kwartaal:

 Leeftijd kind Bedrag
 0 t/m 5 jaar € 198,38
 6 t/m 11 jaar € 240,89
 12 t/m 17 jaar € 283,40

Kinderopvang
De maximum uurprijzen voor dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang voor 2018 zijn als volgt:

  • dagopvang € 7,45;
  • buitenschoolse opvang € 6,95;
  • gastouderopvang € 5,91.

Kindgebonden budget
Voor het kindgebonden budget gelden de volgende bedragen op jaarbasis:

 Aantal kinderen Inkomen tot € 20.450
 1 € 1.152
 2 € 2.129
 3 € 2.417
 4 € 2.705

Voor ieder volgend kind wordt het kindgebonden budget verhoogd met € 288. Verder geldt een verhoging van het kindgebonden budget voor 12- tot 15-jarigen van € 236 per jaar. De verhoging voor 16- en 17-jarigen is € 421 per jaar. Voor een alleenstaande ouder wordt het kindgebonden budget verhoogd met € 3.101. Het recht op kindgebonden budget vervalt als het vermogen in box 3 op 1 januari groter is dan € 113.415 voor een alleenstaande en € 143.415 voor partners. Bij een inkomen hoger dan € 20.450 daalt het kindgebonden budget met 6,75% van het meerdere inkomen.

 

Hopelijk heeft u de opgenomen artikelen als interessant en nuttig ervaren.

Twitter:
Wilt u op de hoogte blijven van actueel fiscaal nieuws? Volg ons op Twitter via @RemmerswaalInfo en mis geen belangrijk nieuws. Ook interesse voor nieuws van onze loonadviseurs volg dan ons op Twitter via @RemmerswaalLoon. Maar u kunt ons natuurlijk ook volgen via Facebook en Google+.

 



Met vriendelijke groet,

Remmerswaal Accountants & Adviseurs

U ontvangt deze e-mail van Remmerswaal Accountants & Adviseurs
Wilt u liever geen e-mail meer ontvangen op dit e-mailadres, klik dan hier om u af te melden.
www.remmerswaal.nlinfo@remmerswaal.nl