Geachte relatie, |
Met deze mail ontvangt u een nieuwe uitgave van onze digitale nieuwsbrief, de editie van de maand juni.
Wij willen u hiermee informeren over mogelijk voor u van belang zijnde actualiteiten en ontwikkelingen. Mocht u meer informatie over een of meerdere onderwerpen willen ontvangen en/of een vraag over een specifiek artikel hebben, dan kunt u natuurlijk altijd contact opnemen met uw Remmerswaal-adviseur. U kunt nog meer nieuwsitems vinden op onze site www.remmerswaal.nl. Daar treft u ook algemene informatie over onze organisatie aan.
Wij wensen u veel leesplezier.
Deze nieuwsbrief bevat de volgende items: |
| |
| Sparen in het buitenland | Inkomstenbelasting |
Partijen die in Nederland spaarproducten aanbieden aan particulieren hebben daarvoor een vergunning nodig en zijn geregistreerd bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Hoeveel mensen via bemiddelaars sparen in het buitenland is niet bekend. Wel is bekend dat Nederlanders ongeveer 15 miljard euro aan buitenlandse spaartegoeden en deposito’s hebben. De Nederlandsche Bank (DNB) houdt toezicht op banken met een Nederlandse bankvergunning. Banken met een vergunning van een andere EU-lidstaat, die via een bijkantoor in Nederland actief zijn, vallen onder het toezicht van de toezichthouder in die andere EU-lidstaat. Dat geldt ook voor banken uit andere lidstaten die via Nederlandse bemiddelaars deposito’s van Nederlandse huishoudens aantrekken.
De minister van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over de risico’s van sparen in het buitenland. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een publicatie in het Financieel Dagblad. De vragensteller refereert aan een Bulgaarse bank die een spaarrekening aanbiedt met 2,5% rente. De rente wordt pas na vijf jaar uitbetaald. Dat is toegestaan en ook bij Nederlandse aanbieders niet ongebruikelijk bij depositorekeningen waarbij spaargeld voor langere tijd wordt vastgezet. Binnen de Europese Economische Ruimte geldt een depositogarantiestelsel waardoor spaartegoeden tot € 100.000 per rekeninghouder per bank gegarandeerd zijn. Aangegroeide rente op een spaarrekening valt onder deze garantie. Malafide en illegale bemiddeling wordt door de AFM aangepakt. Volgens de AFM zijn er weinig signalen over partijen die hoge spaarrentes (in het buitenland) aanbieden of daarin bemiddelen.
|
| |
Terbeschikkingsteller wordt ondernemer | Inkomstenbelasting |
De terbeschikkingstellingsregeling van box 1 van de Wet IB 2001 omvat onder andere het ter beschikking stellen van onroerende zaken aan de onderneming van de echtgenoot. Wanneer de eigenaar van deze onroerende zaken toetreedt in een VOF waarin de onderneming van de echtgenoot wordt gedreven of voortgezet, gaan deze zaken tot het ondernemingsvermogen van de eigenaar behoren. Volgens de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is op een dergelijke overgang van de onroerende zaken van het werkzaamheidsvermogen naar het ondernemingsvermogen een doorschuifregeling van toepassing. Daarom hoeft bij de overgang geen belasting betaald te worden. De bedoelde doorschuifregeling is van toepassing als een werkzaamheid uitgroeit tot een onderneming. De rechtbank is van oordeel dat onder uitgroeien tot onderneming ook de situatie moet worden verstaan waarin de terbeschikkingsteller toetreedt tot de onderneming waarin vermogensbestanddelen ter beschikking worden gesteld. In deze optiek is uitgroeien tot onderneming niet beperkt tot de situatie waarin de omvang van de werkzaamheden toeneemt.
De staatssecretaris van Financiën deelt de opvatting van de rechtbank niet en heeft daarom beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgewezen. Ook de Hoge Raad is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van onroerende zaken aan een onderneming voorafgaand aan de toetreding tot die onderneming kwalificeert als een werkzaamheid. Het uitgroeien van een werkzaamheid tot een onderneming kan bestaan uit een verandering van de context van de werkzaamheid, waardoor de terbeschikkingsteller gerechtigd wordt tot het vermogen van de onderneming waaraan hij een vermogensbestanddeel ter beschikking stelde.
Uitgroeien impliceert dat een bestaande activiteit behouden blijft en op een of andere manier wordt uitgebreid. De doorschuiffaciliteit is bedoeld om belemmeringen van het ondernemerschap weg te nemen door belastingheffing achterwege te laten.
|
| |
Afzien van vrijwilligersvergoeding | Inkomstenbelasting |
Tot de aftrekbare giften behoort een vergoeding voor de werkzaamheden van een vrijwilliger voor een het algemeen nut beogende instelling, wanneer de vrijwilliger daarvan afziet. De instelling moet daarvoor een verklaring afgeven waaruit de inzet als vrijwilliger blijkt en waarin het recht op vergoeding is opgenomen. De instelling moet bereid en in staat zijn om die vergoeding uit te keren. Ten slotte moet de vrijwilliger de vrijheid hebben om over de vergoeding, waarop hij aanspraak maakt, te beschikken, met andere woorden, hij moet niet verplicht zijn om daarvan af te zien.
De vraag of een niet ontvangen vergoeding als aftrekbare gift kon worden aangemerkt, speelde in een procedure voor Hof Den Haag. Een vrijwilliger verzorgde voor twee stichtingen de financiële administratie en het opstellen van de jaarrekening. Volgens verklaringen van ieder van deze stichtingen kon de vrijwilliger voor zijn werkzaamheden aanspraak maken op een jaarlijkse vergoeding van € 1.500. Deze bedragen wilde de vrijwilliger als giften in aftrek brengen. Volgens het hof waren de verklaringen van de stichtingen achteraf opgemaakte vastleggingen van eerdere mondelinge overeenkomsten. Tegelijk met het toekennen van een jaarlijkse vergoeding van € 1.500 deed de vrijwilliger afstand van zijn recht daarop. Volgens het hof hadden de instellingen niet de intentie om de vergoedingen onvoorwaardelijk uit te keren. Evenmin kon de vrijwilliger uitkering van de vergoeding afdwingen of kon hij daarover beschikken. De inspecteur heeft volgens het hof de aftrek van het bedrag van € 3.000 aan giften terecht geweigerd.
|
| |
Btw uit andere EU-landen terugvragen | Omzetbelasting |
Ondernemers, die in een ander EU-land btw hebben betaald, kunnen deze btw terugvragen wanneer zij in dat land geen aangifte doen. Een verzoek om teruggaaf wordt gedaan bij de Nederlandse Belastingdienst. Verzoeken om teruggaaf kunnen na afloop van een kalenderjaar of in de loop van een kalenderjaar worden gedaan. Voor een verzoek om teruggaaf geldt een drempelbedrag. Voor een verzoek na afloop van een kalenderjaar bedraagt het btw-bedrag minimaal € 50. Voor een verzoek dat in de loop van het kalenderjaar wordt gedaan geldt een hogere drempel van € 400. Overigens kunnen in dat geval ook lagere bedragen kunnen worden teruggevraagd, maar het EU-land bepaalt of het uw verzoek dan in behandeling neemt.
Een verzoek moet vóór 1 oktober van het jaar dat volgt op het jaar waarover u btw terugvraagt zijn ontvangen. Verzoeken die later binnenkomen worden mogelijk niet meer in behandeling genomen. Verzoeken om teruggaaf over 2015 moeten dus vóór 1 oktober 2016 zijn ingediend. Dat kan via de website van de Belastingdienst. Houd er rekening mee dat voor een verzoek om teruggaaf inloggegevens nodig zijn. Wanneer het een eerste verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land betreft, moeten inloggegevens worden aangevraagd. Volgens de Belastingdienst kan het tot vier weken duren voordat de inloggegevens worden verstuurd.
Voorwaarden verzoek teruggaaf
Een ondernemer kan btw terugvragen uit een EU-land als hij aan een aantal voorwaarden voldoet: - De onderneming is in Nederland gevestigd.
- De onderneming doet in het EU-land waar de btw wordt teruggevraagd, geen aangifte voor de btw. Doet de onderneming wel aangifte, dan kan de btw als voorbelasting in aftrek worden gebracht.
- De btw heeft betrekking op goederen en diensten die voor met btw belaste bedrijfsactiviteiten worden belast.
Verzoek om teruggaaf niet mogelijk
Een verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land is niet mogelijk in de volgende gevallen: - Er is geen sprake van ondernemerschap voor de btw.
- De onderneming verricht uitsluitend vrijgestelde prestaties.
- De ondernemer heeft een ontheffing van administratieve verplichtingen.
- De ondernemer valt onder de landbouwregeling en voldoet niet aan de voorwaarden voor de teruggaafregeling van agrarische goederen.
Behandeling verzoek
De Belastingdienst van het EU-land waar de btw wordt teruggevraagd reageert binnen vier maanden bij beschikking op het verzoek om teruggaaf. Een verzoek wordt afgekeurd of geheel of gedeeltelijk goedgekeurd. Als het verzoek wordt goedgekeurd, volgt de betaling uiterlijk binnen tien werkdagen na afloop van de termijn van vier maanden.
Bijlagen bij verzoek
Afhankelijk van het EU-land waar btw wordt teruggevraagd moeten mogelijk facturen of invoerdocumenten worden meegestuurd. Op de website van de Belastingdienst is te vinden welke vereisten gelden per EU-land. Omvat een verzoek om teruggaaf een creditfactuur, dan moeten er mintekens voor het factuurbedrag en het btw-bedrag worden geplaatst zonder spatie tussen het minteken en het bedrag. Een creditfactuur die betrekking heeft op een factuur die in een eerder verzoek om teruggaaf is meegenomen moet aan het eerstvolgende verzoek om teruggaaf worden toegevoegd.
|
| |
Hof keurt verdergaande grensoverschrijdende fiscale eenheid goed | Vennootschapsbelasting |
Als een gevolg van jurisprudentie van het Hof van Justitie EU moet de regeling van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting worden aangepast. Volgens het Hof van Justitie EU is de Nederlandse regelgeving in bepaalde situaties in strijd met de Europeesrechtelijke vrijheid van vestiging. Vooruitlopend op een aanpassing van de wet heeft de staatssecretaris in een besluit goedgekeurd dat een fiscale eenheid van zustermaatschappijen onder omstandigheden mogelijk is. Een van de voorwaarden is dat de zustermaatschappijen via een in de EU of de EER gevestigde topmaatschappij of tussenmaatschappij zijn verbonden.
Hof Arnhem-Leeuwarden is van oordeel dat een fiscale eenheid ook mogelijk moet zijn tussen in Nederland gevestigde zustermaatschappijen die niet aan de laatste voorwaarde voldoen. Het hof staat de vorming van een fiscale eenheid toe tussen zustermaatschappijen die via twee in Israel gevestigde tussenmaatschappijen in handen zijn van een eveneens in Israel gevestigde moedermaatschappij. De moedermaatschappij en de tussenmaatschappijen hebben geen vaste inrichting in Nederland.
Het hof komt tot zijn oordeel op grond van de non-discriminatiebepaling in het verdrag met Israel. De situatie van de zustermaatschappijen wordt vergeleken met de zuiver binnenlandse situatie van zustermaatschappijen met een hier gevestigde en in de fiscale eenheid opgenomen moedermaatschappij. Volgens het hof is het verschil in behandeling niet gerechtvaardigd door de omstandigheid dat in de zuiver binnenlandse situatie de gezamenlijke moedermaatschappij moet worden opgenomen in de consolidatie, terwijl daaraan in de situatie van de zustermaatschappijen niet is en niet kan worden voldaan. Bij welke tot de fiscale eenheid behorende maatschappij de consolidatie dan plaats dient te vinden vindt het hof in dit verband niet relevant. Ook het niet onderworpen zijn aan de Nederlandse vennootschapsbelasting van de moedermaatschappij vindt het hof geen reden om de zustermaatschappijen de mogelijkheid om een fiscale eenheid te vormen te ontzeggen.
De vraag is of het hof de non-discriminatiebepaling niet te ruim heeft uitgelegd door de vergelijking te maken met een binnenlandse fiscale eenheid. Omdat deze uitspraak verder gaat dan het wetsvoorstel ter aanpassing van de regeling van de fiscale eenheid zal de staatssecretaris vermoedelijk in cassatie gaan bij de Hoge Raad. Mocht de Hoge Raad de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden in stand laten, dan zal dat tot gevolg hebben dat het wetsvoorstel zal worden aangepast of dat de wet nogmaals moet worden aangepast.
Opmerking verdient nog dat het door de zustermaatschappijen gewenste resultaat bereikt had kunnen worden door de oprichting van een in Nederland gevestigde tussenholding die als moedermaatschappij van een fiscale eenheid met de Nederlandse zustermaatschappijen had kunnen fungeren. Onduidelijk is waarom niet voor die optie is gekozen.
|
| |
Wetsvoorstel aanpassing Arbeidsomstandighedenwet | Arbeidsrecht |
Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel in behandeling ter aanpassing van de Arbeidsomstandighedenwet. De aanpassingen betreffen: - de versterking van de positie van de preventiemedewerker;
- het verduidelijken van de adviserende rol van de bedrijfsarts;
- het invoeren van het recht op een consult van de bedrijfsarts;
- het verbeteren van de positie van de bedrijfsarts en andere arbodienstverleners;
- het basiscontract arbodienstverlening;
- het verbeteren van de mogelijkheden voor handhaving en toezicht.
De positie van de preventiemedewerker
Werkgevers moeten zich houden aan de verplichtingen die de Arbeidsomstandighedenwet oplegt. Een van deze verplichtingen is het aanstellen van een preventiemedewerker. De preventiemedewerker helpt de werkgever bij de uitvoering van de Arbeidsomstandighedenwet. Een van zijn taken is het opstellen van de risico-inventarisatie en -evaluatie. De rol van de preventiemedewerker komt onvoldoende uit de verf. Om de betrokkenheid bij de keuze van de preventiemedewerker te vergroten krijgt het medezeggenschapsorgaan van het bedrijf instemmingsrecht over de persoon en positie van de preventiemedewerker. Het medezeggenschapsorgaan wordt daardoor mede verantwoordelijk voor het functioneren van de preventiemedewerker. De adviserende rol van de preventiemedewerker ten opzichte van de arbodienstverleners en de samenwerking met deze dienstverleners worden nu in de wet vastgelegd.
De rol van de bedrijfsarts bij verzuimbegeleiding
De werkgever is verantwoordelijk voor de verzuimaanpak. De bedrijfsarts heeft daarin een ondersteunende rol. Het is niet de bedoeling dat de werkgever de verzuimbegeleiding aan de bedrijfsarts overlaat. Om te voorkomen dat de bedrijfsarts de belangen van de werkgever zwaarder laat wegen dan de gezondheid van de werknemer wordt de adviserende rol van de bedrijfsarts duidelijker omschreven in de wet. Deze verduidelijking moet bijdragen aan de onafhankelijke positie van de bedrijfsarts.
Consult bij de bedrijfsarts
Tot 2007 bestond het zogenaamde arbeidsomstandighedenspreekuur. Deze mogelijkheid wordt nu heringevoerd. In de wet wordt vastgelegd dat iedere werknemer de mogelijkheid krijgt om een bedrijfsarts te consulteren. De bedoeling daarvan is dat werknemers de bedrijfsarts consulteren voordat klachten leiden tot verzuim. Om de bedrijfsarts te consulteren heeft de werknemer geen toestemming van de werkgever nodig. De werkgever mag niet geïnformeerd worden over het consult, de aanleiding daartoe of de uitkomsten van het consult.
Basiscontract arbodienstverlening,
In de wet worden minimumeisen gesteld aan het contract tussen arbodienstverleners en werkgevers. Het basiscontract omvat de wettelijke taken waarbij een werkgever zich moet laten ondersteunen door een arbodienst. Het wetsvoorstel bevat vier specifieke rechten en verplichtingen die moeten bijdragen aan een goede beroepsuitoefening door de bedrijfsarts. Het gaat om de volgende onderwerpen: - De werkgever moet de bedrijfsarts de gelegenheid geven om iedere werkplek te bezoeken.
- De bedrijfsarts moet de werknemer de mogelijkheid bieden om een second opinion te vragen.
- De bedrijfsarts moet een klachtenprocedure hebben.
- De bedrijfsarts en andere arbodeskundigen hebben het recht om met het medezeggenschapsorgaan te overleggen.
Deze rechten en verplichtingen worden in de overeenkomst tussen werkgever en bedrijfsarts uitgewerkt. Dat geldt ook voor de al bestaande verplichting voor de bedrijfsarts om beroepsziekten te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten.
Handhaving en toezicht
De Inspectie SZW is belast met het toezicht op de naleving van de arboregelgeving. Wanneer een werkgever geen contract met een arbodienst heeft geeft de Inspectie SZW eerst een waarschuwing. Het wetsvoorstel voert voor die gevallen directe boeteoplegging in. Wanneer er wel een overeenkomst is die niet alle verplichte elementen bevat kan de Inspectie SZW een waarschuwing geven en eisen dat de wet wordt nageleefd. De Inspectie SZW moet het toezicht op het niet melden van beroepsziekten verbeteren. Het niet melden van beroepsziekten door de bedrijfsartsen en arbodiensten wordt in het wetsvoorstel als een overtreding aangemerkt. De mogelijkheid om een boete op te leggen aan de bedrijfsarts wordt voorwaardelijk in de wet opgenomen. Wanneer het aantal meldingen niet substantieel toeneemt, kan besloten worden deze bepaling in werking te laten treden.
Bij de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel moeten bestaande contracten van werkgevers met arbodienstverleners, die niet voldoen aan de nieuwe verplichtingen, uiterlijk na een jaar gewijzigd worden.
|
| |
Uitbetaling niet vrijwillig opgenomen vakantie | Arbeidsrecht |
Vakantiedagen van een werknemer worden door de werkgever vastgesteld volgens de wensen van de werknemer, tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen verzet. Een andere wijze van vaststelling van vakantiedagen is mogelijk, maar moet dan schriftelijk zijn overeengekomen of in de cao zijn vastgelegd. Behoudens voor zover de wet dat toelaat mag van deze bepaling niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
Een werknemer, wiens arbeidsovereenkomst per 1 januari 2013 werd ontbonden, vorderde betaling van niet genoten verlofuren. De vordering betrof de periode tussen kerst en nieuwjaar, waarin het bedrijf van de werkgever ieder jaar is gesloten. De werknemer had niet om dat verlof gevraagd, maar de werkgever had de verlofdagen eenzijdig vastgesteld. In eerdere jaren had de werknemer dat geaccepteerd. Er was geen afwijkende regeling getroffen voor de vaststelling van vakantiedagen. Het enkele feit dat de werknemer in eerdere jaren wel had ingestemd met deze aanwijzing van vakantiedagen wil niet zeggen dat dit ook bij het einde van zijn dienstbetrekking gold.
Hof Arnhem-Leeuwarden wees de vordering van de werknemer tot uitbetaling van 32 verlofuren, vermeerderd met wettelijke rente en een tot 15% gematigde wettelijke verhoging, toe.
|
| |
Minimumloon per 1 juli omhoog | Sociale verzekeringen |
Het wettelijk minimumloon wordt ieder halfjaar aangepast aan de stijging van de contractlonen. Op die manier moet de algemene welvaartsontwikkeling tot uitdrukking komen in de inkomens van werknemers met een minimumloon en uitkeringsgerechtigden.
Per 1 juli bedraagt het wettelijk minimumloon voor werknemers van 23 jaar en ouder € 1.537,20 per maand. Per week bedraagt het wettelijk minimumloon € 354,75 en per dag € 70,95. Voor werknemers jonger dan 23 jaar gelden hiervan afgeleide bedragen.
Leeftijd |
Percentage |
Per maand |
Per week |
Per dag | 23 jaar | 100% | € 1.537,20 | € 354,75 | € 70,95 | 22 jaar | 85% | € 1.306,60 | € 301,55 | € 60,31 | 21 jaar | 72,5% | € 1.114,45 | € 257,20 | € 51,44 | 20 jaar | 61,5% | € 945,40 | € 218,15 | € 43,63 | 19 jaar | 52,5% | € 807,05 | € 186,25 | € 37,25 | 18 jaar | 45,5% | € 699,45 | € 161,40 | € 32,28 | 17 jaar | 39,5% | € 607,20 | € 140,15 | € 28,03 | 16 jaar | 34,5% | € 530,35 | € 122,40 | € 24,48 | 15 jaar | 30% | € 461,15 | € 106,45 | € 21,29 |
|
| |
Wet aanpak schijnconstructies | Civiel recht |
Op 1 juli 2015 is de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) in werking getreden.
Doelstelling WAS
De doelstelling van de WAS is het verminderen van oneerlijke concurrentie tussen bedrijven en het versterken van de rechtspositie van werknemers. Oneerlijke concurrentie komt voor doordat bedrijven arbeidskrachten uit het buitenland bereid vinden om voor een lager loon dan het minimumloon hier te werken. Dit is ongewenst voor werknemers en voor werkgevers. Regelmatig worden schijnconstructies opgezet om onder Nederlandse wet- en regelgeving uit te komen. Dergelijke constructies hebben vaak tot gevolg dat Nederland premies en belastingen misloopt.
Maatregelen
De wet omvat de volgende maatregelen: - Er worden meer eisen gesteld aan de loonstrook. Werkgevers moeten de bedragen waaruit het loon is samengesteld specificeren. Dat geldt voor onkostenvergoedingen en voor de bedragen die op het loon zijn ingehouden. De specificatie van onkostenvergoedingen moet de hoogte en de onkosten waarvoor de vergoedingen zijn verstrekt omvatten en de samenhang met de dienstbetrekking. Als onkosten ten onrechte tot het minimumloon zijn gerekend, kan aan de werkgever een boete worden opgelegd wegens onderbetaling.
- Het recht op het wettelijk minimumloon en de uitbetaling daarvan is duidelijker vastgelegd in de wet.
- Werkgevers zijn verplicht om het netto bedrag van het wettelijk minimumloon per bank te betalen. Op die manier is beter te controleren of de werkgever zich aan de wettelijke regels met betrekking tot het minimumloon houdt. Contante uitbetaling van loon is fraudegevoelig. Als de werkgever zich niet houdt aan de verplichting om per bank te betalen kan hem een boete worden opgelegd.
- Het is in principe niet meer toegestaan om bedragen te verrekenen met of in te houden op het minimumloon. De mogelijkheid om bedragen te verrekenen met het minimumloon strookt niet met de doelstelling van de Wet minimumloon. Verrekeningen en inhoudingen zijn wel toegestaan op de wettelijke minimumvakantiebijslag. De werknemer kan voor sommige betalingsverplichtingen een schriftelijke volmacht verlenen aan de werkgever om deze in zijn naam uit het loon te voldoen. Verrekening van betaalde voorschotten op het loon is wel toegestaan.
- De Inspectie SZW mag de resultaten van controles met vermelding van naam en toenaam van gecontroleerde bedrijven openbaar maken. Het gaat om gegevens over boeteopleggingen, de constatering dat geen overtredingen hebben plaatsgevonden en het bevel tot preventieve stillegging. Dit moet de naleving van wet- en regelgeving door bedrijven verbeteren.
- De invoering van een civielrechtelijke ketenaansprakelijkheid voor het aan de werknemer verschuldigde loon. Door de aansprakelijkheid kunnen opdrachtgevers die werkzaamheden in een keten laten verrichten afdwingen dat in de keten het juiste loon wordt betaald. Dit moet oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden voorkomen.
- Het verbeteren van de cao-naleving en -handhaving. Dit gebeurt door de algemeen verbindend verklaring (avv) van een cao op verzoek eenmalig voor maximaal een jaar te verlengen en door al aanwezige inspectiegegevens door de Inspectie SZW te laten gebruiken voor onderzoek.
- Het verbeteren van de publiekprivate informatie-uitwisseling door vermoedens van de Inspectie SZW van niet-naleving van cao’s door te geven aan (handhavingsinstanties van) cao-partijen.
- Het verbeteren van de handhaafbaarheid van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) door expliciet in de wet op te nemen dat de werkgever moet meewerken aan de vaststelling van de identiteit van de werknemer.
Niet alle onderdelen van de WAS zijn ingegaan per 1 juli 2015. De verplichte betaling per bank van ten minste het minimumloon en de specificatie van de onkostenvergoedingen op de loonstrook zijn ingegaan per 1 januari 2016. Het verbod van inhoudingen op en verrekeningen met het minimumloon zou in werking treden op 1 juli 2016. In verband met een aangekondigde Algemene Maatregel van Bestuur, waarin uitzonderingen op het verbod zullen worden opgenomen, heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten de invoering van het verbod uit te stellen tot 1 januari 2017.
|
| |
|
|
Hopelijk heeft u de opgenomen artikelen als interessant en nuttig ervaren.
Twitter:
Wilt u op de hoogte blijven van actueel fiscaal nieuws? Volg ons op Twitter via @RemmerswaalInfo en mis geen belangrijk nieuws. Ook interesse voor nieuws van onze loonadviseurs volg dan ons op Twitter via @RemmerswaalLoon. Maar u kunt ons natuurlijk ook volgen via Facebook en Google+.
|
Met vriendelijke groet,
Remmerswaal Accountants & Adviseurs |
|
|