Geachte relatie, |
Met deze mail ontvangt u een nieuwe uitgave van onze digitale nieuwsbrief, de editie van de maand oktober.
Wij willen u hiermee informeren over mogelijk voor u van belang zijnde actualiteiten en ontwikkelingen. Mocht u meer informatie over een of meerdere onderwerpen willen ontvangen en/of een vraag over een specifiek artikel hebben, dan kunt u nartuurlijk altijd contact opnemen met uw Remmerswaal-adviseur. U kunt nog meer nieuwsitems vinden op onze site www.remmerswaal.nl. Daar treft u ook algemene informatie over onze organisatie aan.
Wij wensen u veel leesplezier.
Deze nieuwsbrief bevat de volgende items: |
| |
| Bestaande auto ook in 2017 onder 25%-bijtelling | Loonbelasting |
Geldt voor u het hoogste bijtellingspercentage of is daar binnenkort sprake van omdat u een nieuwe auto gaat aanschaffen of leasen? Weet dan dat u vanaf 2017 niet profiteert van de verlaging van het algemene bijtellingstarief naar 22%.
Eind juni zijn in de autobrief II de nieuwe voorstellen voor de autobelastingen gepubliceerd. Eén van de voorstellen is het verlagen van het algemene bijtellingspercentage van 25% naar 22% met ingang van 2017. De automobilist met een auto met een hogere CO2-uitstoot profiteert vanaf 2017 echter niet van de verlaging van het bijtellingspercentage, zo bleek onlangs.
Autobrief II: bijtelling verandert
De autobrief II bevat voorstellen voor de autobelastingen voor de periode 2017-2020. Het fiscale autobeleid wordt veel minder toegespitst op de CO2-uitstoot. Het meest in het oog springend is het stapsgewijs verdwijnen van het aantal bijtellingspercentages voor de zakelijke auto. Er blijven er slechts twee over. Het algemene bijtellingspercentage - dit gaat omlaag van 25 naar 22% - en een bijtellingspercentage van 4% voor de nulemissie-auto (elektrische auto) tot een catalogusprijs van € 50.000. Het deel van de catalogusprijs boven € 50.000 komt vanaf 2019 in het algemene bijtellingspercentage van 22% te vallen.
Schematisch ziet dit er als volgt uit: | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | Nulemissie | 4% | 4% | 4% | 4% | 4% | Zeer zuinig | 15% | 17% | 19% | 22% | 22% | Zuinig | 21% | 22% | 22% | 22% | 22% | Overig | 25% | 22% | 22% | 22% | 22% |
Let op! De voorstellen zijn nog niet in een officieel wetsvoorstel opgenomen.
Bijtellingspercentage alleen voor nieuwe auto's
Onlangs heeft de staatssecretaris vragen beantwoord over de autobrief II. Daaruit is duidelijk geworden dat de auto van de zaak niet jaarlijks met een wisselend bijtellingspercentage wordt geconfronteerd. Voor een auto van de zaak blijft het bijtellingspercentage gelden dat geldt bij aanschaf van de auto of aanvang van de lease voor een periode van maximaal 60 maanden. Helaas geldt dit ook voor de auto die tot en met 2016 onder het 25%-bijtellingspercentage valt. Deze auto blijft gedurende 60 maanden onder het 25%-bijtellingspercentage vallen en gaat dus niet in 2017 automatisch terug naar 22%.
Tip: Schaft u in 2015 of 2016 een auto van de zaak aan of gaat u een auto leasen met een CO2-uitstoot van meer dan 110 g/km (2015) of 106 g/km (2016), houd dan rekening met een bijtelling van 25% gedurende 60 maanden. U profiteert dan in 2017 dus niet van de verlaging van het algemene bijtellingspercentage van 25% naar 22%.
|
| |
Ook Hoge Raad vindt iPad een computer | Loonbelasting |
De vraag of een iPad als een computer of als een telefoon moet worden aangemerkt voor de loonbelasting is door de Hoge Raad beantwoord. Een iPad is een computer.
Omdat de wet twee elkaar uitsluitende categorieën kent, moet een apparaat in één van die categorieën worden ingedeeld. De categorie computers is uitgesloten van de categorie telefoon, internet en dergelijke communicatiemiddelen. Daarom moet eerst worden beoordeeld of een apparaat valt in de categorie computers en dergelijke. Is dat niet het geval, dan moet onderzocht worden of het apparaat past in de categorie telefoons en dergelijke. Hof Amsterdam heeft die wijze van beoordeling niet toegepast en daarmee een verkeerd uitgangspunt gekozen voor zijn beslissing. De in cassatie niet bestreden omschrijving van een iPad in de hofuitspraak laat volgens de Hoge Raad geen andere conclusie toe dan dat een iPad is bedoeld voor taken die ook door een computer kunnen worden verricht. Daarmee valt een iPad in de categorie computers en wordt niet meer toegekomen aan de vraag of een iPad wellicht als telefoon kan worden aangemerkt.
|
| |
Voortgang afschaffing VAR | Loonbelasting |
De staatssecretaris van Financiën heeft de memorie van antwoord inzake het wetsvoorstel tot afschaffen van de verklaring arbeidsrelatie naar de Eerste Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel heeft de naam Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties meegekregen. De strekking van het wetsvoorstel is het herstellen van de balans in verantwoordelijkheden van opdrachtgever en opdrachtnemer en verbetering van de mogelijkheden tot handhaving.
De huidige regeling van de VAR schiet op deze punten te kort. Handhaving bij de opdrachtgever is vrijwel niet mogelijk, omdat de Belastingdienst daarvoor dient te bewijzen dat de opdrachtgever frauduleus heeft gehandeld. Alle risico’s liggen in de huidige systematiek bij de opdrachtnemer. Wanneer de Belastingdienst achteraf constateert dat een arbeidsverhouding als dienstbetrekking moet worden aangemerkt, wordt de opdrachtnemer geconfronteerd met naheffingen. Verder creëert de VAR slechts schijnzekerheid, omdat geen oordeel over de fiscale status van de opdrachtnemer wordt gegeven.
In de nieuwe opzet worden echte zelfstandigen niet onnodig belast met papierwerk en verbeteren de mogelijkheden van handhaving. De staatssecretaris denkt dat nog deze maand de eerste voorbeeldovereenkomsten zullen worden gepubliceerd op de website van de Belastingdienst. Hij verwacht dat de nieuwe systematiek op 1 januari 2016 in werking kan treden.
|
| |
Latere en lagere uitbetaling premiekortingen | Loonbelasting |
Vanaf 2018 worden premiekortingen voor het in dienst nemen van oudere uitkeringsgerechtigden en mensen met een arbeidsbeperking pas na afloop van het jaar uitbetaald. Daarnaast gaat bedrag van de premiekortingen omlaag. Dit staat in het wetsvoorstel Wet tegemoetkoming loondomein dat op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is aangeboden.
Omvorming premiekorting naar loonkostenvoordelen
De bestaande premiekortingen voor het in dienst nemen van oudere uitkeringsgerechtigden en mensen met een arbeidsbeperking worden met ingang van 1 januari 2018 omgevormd tot loonkostenvoordelen (LKV’s). Er komen vier soorten LKV’s: - LKV oudere werknemer
- LKV arbeidsgehandicapte werknemer
- LKV doelgroep banenafspraak
- LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer
De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een LKV blijven nagenoeg gelijk aan de voorwaarden voor de bestaande premiekortingen. Zo moet de werknemer over een doelgroepverklaring beschikken en mag hij/zij de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. Voor de oudere werknemer moet de werknemer bovendien op het moment van aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder zijn en voor de overige LKV’s moet het gaan om een werknemer met een arbeidsbeperking.
Tip: De beoogde ingangsdatum van de LKV’s is 1 januari 2018. Tot die tijd zullen de bestaande premiekortingen van toepassing blijven. Op 1 januari 2018 lopende premiekortingen zullen worden omgezet in een LKV voor de dan nog resterende periode.
Hoogte loonkostenvoordeel (LKV)
Het LKV wordt vormgegeven als een vast bedrag per gemiddeld verloond uur. Hierbij geldt wel een jaarmaximum. Net als bij de bestaande premiekortingen bestaat maximaal drie jaar recht op een LKV. Hoogte loon | Vast bedrag per verloond uur | Maximale hoogte LKV | LKV oudere werknemer | € 3,05 per uur | € 6.000 per jaar | LKV arbeidsgehandicapte werknemer | € 3,05 per uur | € 6.000 per jaar | LKV doelgroep banenafspraak | € 1,01 per uur | € 2.000 per jaar | LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer | € 3,05 per uur | € 6.000 per jaar |
Let op! De bestaande premiekorting bedragen nu nog € 7.000 per jaar. Vanaf 2018 gaat het voordeel voor de werkgever daarom omlaag.
Uitbetaling na afloop van het jaar
De premiekortingen worden op dit moment nog verwerkt in de loonaangifte en dus maandelijks aan de werkgever vergoed. De LKV’s worden straks echter pas na afloop van het jaar door de Belastingdienst uitbetaald. Peildatum hierbij is 1 mei van het volgende jaar. Op die datum moeten de gegevens dus correct verwerkt zijn. Uitbetaling vindt vervolgens plaats voor 1 augustus.
Let op! Het wetsvoorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. Dit betekent dat er nog wijzigingen kunnen worden aangebracht of dat het voorstel uiteindelijk geen doorgang vindt.
|
| |
Emigrerende aanmerkelijkbelanghouder is slechter af | Inkomstenbelasting |
In de op Prinsjesdag gepresenteerde Belastingplannen repareert het kabinet een 'lek' zodat de emigrerende aanmerkelijkbelanghouder nog minder mogelijkheden heeft om belastingheffing te ontlopen. Er gelden per direct nieuwe regels, maar alleen voor wie op of na Prinsjesdag is geëmigreerd!
Conserverende aanslag
Heeft u een aanmerkelijk belang in een BV en verhuist u naar het buitenland, dan legt de Belastingdienst een conserverende aanslag op voor de waardeaangroei van uw aanmerkelijk belang tot het moment van emigratie. Op die manier houdt de Belastingdienst een claim op de aanmerkelijkbelangwinst. De conserverende aanslag hoeft pas te worden betaald bij vervreemding (verkoop) van de aandelen en bij een winstuitdeling van 90% of meer. Is dat niet aan de orde, dan wordt de conserverende aanslag na tien jaar op verzoek kwijtgescholden. Om belastingheffing te voorkomen werden echter veel dividenduitkeringen gedaan tot net onder de 90% grens. Ook werden precies na tien jaar de aandelen verkocht.
Aangescherpte regels
Het kabinet steekt hier nu met de twee volgende maatregelen een stokje voor:
1. winstuitdelingen na emigratie leiden in alle gevallen tot belastingheffing of intrekking (naar rato) van het betalingsuitstel voor de conserverende aanslag. Of dit meer of minder dan 90% is, maakt niet meer uit.
2. de conserverende aanslag wordt niet meer kwijtgescholden na tien jaar. Als de aandelen pas na 25 jaren worden verkocht, wordt de conserverende aanslag toch geïnd.
Let op! Ook als minder dan 90% van de in Nederland opgebouwde winst wordt uitgekeerd, krijgt de geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouder te maken met belastingheffing.
Anticipatiegedrag
De maatregelen zijn onderdeel van de Belastingplannen voor 2016. De Tweede en Eerste Kamer moeten nog instemmen met deze plannen. Zodra dat is gebeurd werken de nieuwe regels voor de emigrerende aanmerkelijkbelanghouder terug tot en met 15 september 2015, 15.15 uur. Die terugwerkende kracht is bedoeld om te voorkomen dat aanmerkelijkbelanghouders nog snel emigreren om de nieuwe regels voor te zijn.
Let op! Woont u als aanmerkelijkbelanghouder al in het buitenland, dan blijven de oude regels gelden.
|
| |
BTW op oninbare vorderingen | Omzetbelasting |
Als u diensten of goederen op rekening levert, moet u de btw die u in rekening brengt na afloop van het kwartaal op aangifte betalen aan de Belastingdienst. Dat geldt ongeacht of uw afnemer de rekening heeft betaald. Betaalt uw klant de rekening niet of maar voor een deel, dan hebt u btw aan de Belastingdienst betaald terwijl u die niet ontvangen hebt. Uw afnemer heeft deze btw als voorbelasting in mindering gebracht op zijn aangifte. Deze niet ontvangen btw kunt u terugvragen aan de Belastingdienst.
Let op! U mag deze btw niet zelf verrekenen in uw btw-aangifte.
Wanneer kunt u btw terugvragen?
U kunt de btw terugvragen zodra zeker is dat uw klant de factuur niet (geheel) zal betalen. U stuurt binnen een maand na het tijdvak waarin duidelijk is geworden dat uw openstaande factuur niet betaald zal worden een verzoek om teruggave van de in rekening gebrachte btw naar de Belastingdienst. Stuur met het verzoek gegevens mee waaruit blijkt dat de afnemer niet heeft betaald en niet zal betalen. Het verzoek om teruggave omvat in ieder geval de volgende gegevens: - naam en adres van uw afnemer;
- datum en nummer van de betreffende factuur;
- het niet-betaalde factuurbedrag;
- het bedrag aan btw dat u terugvraagt.
Als deze gegevens op de factuur staan, kunt u ook een kopie van de factuur meesturen.
Wat moet u doen als uw afnemer na teruggave van de btw alsnog betaalt?
Het is niet uitgesloten dat uw afnemer de openstaande factuur alsnog betaalt, nadat uw verzoek om teruggave is toegekend door de Belastingdienst. In dat geval zult u het btw-deel uit de ontvangst in uw aangifte moeten verwerken en aan de Belastingdienst betalen.
Creditfactuur
Wanneer uw rekening niet geheel is betaald en u daarin berust, kunt een creditnota voor het verschil opmaken. Dat betekent wel dat u uw vordering (gedeeltelijk) prijsgeeft. U verwerkt de creditfactuur in uw aangifte omzetbelasting over het tijdvak waarin u deze factuur hebt uitgereikt. Door het uitreiken van een creditfactuur aan uw afnemer vermindert zijn recht op aftrek van voorbelasting. Uw afnemer moet de eerdere aftrek corrigeren in zijn aangifte.
|
| |
Instemming met beëindiging dienstverband | Arbeidsrecht |
Bij de beantwoording van de vraag of een werknemer zijn dienstbetrekking vrijwillig heeft willen beëindigen moet een strenge maatstaf worden gehanteerd om hem te beschermen tegen de ernstige gevolgen van vrijwillige beëindiging van het dienstverband. Dat betekent dat niet te snel mag worden aangenomen dat een werknemer instemt met ontslag.
Het Sociaal Plan van een werkgever bevatte voor boventallig verklaarde werknemers de keuze uit twee wijzen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De ene keuze was begeleiding naar ander werk tijdens een tijdelijk voortgezet dienstverband, de andere keuze was directe beëindiging van de arbeidsovereenkomst in combinatie met een beëindigingsvergoeding. Een als boventallig aangemerkte werkneemster ondertekende de door de werkgever voorgelegde vaststellingsovereenkomst onder protest. De werkgever stelde zich op het standpunt dat de werkneemster door de ondertekening was gebonden aan de vaststellingsovereenkomst.
De werkneemster bestreed dat standpunt en verzocht de kantonrechter om een verklaring voor recht dat partijen geen overeenstemming hadden bereikt over de beëindiging van het dienstverband. De kantonrechter hechtte met name belang aan de door de werkneemster geplaatste kanttekening bij de overeenkomst. Deze kanttekening was niet duidelijk omdat deze voor meerdere uitleg vatbaar was. De kantonrechter vond daarom dat de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werkneemster inhield. Daarom kon niet worden aangenomen dat de werkneemster met de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst heeft ingestemd. De kantonrechter verwees nog naar het Sociaal Plan van de werkgever waarin staat dat de vaststellingsovereenkomst onverkort en onvoorwaardelijk dient te worden aanvaard. Wanneer dat niet gebeurt wordt gestreefd naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanwege een dringende reden.
|
| |
Nederlandse staat moet schade vakantiedagenregeling vergoeden | Arbeidsrecht |
De Hoge Raad heeft de Nederlandse staat veroordeeld tot betaling van schadevergoeding omdat de staat te laat de wet heeft aangepast aan een Europese Richtlijn. De staat moet de schade die werknemers hebben geleden, doordat zij bij het einde van hun dienstverband slechts een beperkt deel van hun opgebouwde vakantierechten uitbetaald kregen, vergoeden.
Volgens een Europese Richtlijn zijn de EU-landen verplicht om te regelen dat werknemers jaarlijks recht hebben op ten minste vier weken vakantie met behoud van loon. Alleen bij beëindiging van het dienstverband mag het recht op vakantiedagen worden afgekocht en vergoed in geld. Deze richtlijn had uiterlijk op 23 november 1996 moeten zijn verwerkt in de nationale wetgeving. De Nederlandse wetgeving is pas per 1 januari 2012 aangepast aan de voorschriften van de richtlijn. Dit gebeurde naar aanleiding van enkele arresten van het Hof van Justitie EU uit 2009. Tot 2012 gold dat bij langdurige ziekte alleen over de laatste zes maanden van de ziekte vakantiedagen werden opgebouwd.
De nieuwe wetsbepaling houdt in dat voor het opnemen van vakantiedagen een vervaltermijn geldt van zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven. Er geldt een uitzondering voor de situatie waarin een werknemer in die periode niet in staat is geweest om vakantie op te nemen. Deze bepaling geldt echter uitsluitend voor vakantiedagen die zijn opgebouwd na 1 januari 2012.
De Hoge Raad heeft in een procedure van een werknemer, wiens arbeidsovereenkomst na ruim twee jaar van arbeidsongeschiktheid werd ontbonden, de Nederlandse staat veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. De staat heeft onrechtmatig gehandeld door de bepalingen van de Europese Richtlijn niet binnen de daarvoor gestelde termijn in de nationale wetgeving te verwerken. De werknemer had bij zijn ontslag een vergoeding ontvangen voor de 12,5 vakantiedagen die hij had opgebouwd gedurende de laatste zes maanden van zijn dienstverband. Volgens de richtlijn had hij recht op 40 vakantiedagen over de periode van arbeidsongeschiktheid. Het verschil moet de staat voor zijn rekening nemen.
|
| |
Bedenktijd bij ontslag met wederzijds goedvinden | Arbeidsrecht |
Bij een ontslag met wederzijds goedvinden heeft uw werknemer een bedenktijd van twee weken. Als werkgever moet u hem hierop wijzen. Doet u dit niet dan heeft de werknemer een langere bedenktermijn.
Ontslag met wederzijds goedvinden
Per 1 juli 2015 gelden nieuwe ontslagregels. Zo heeft de ontslagvergoeding plaatsgemaakt voor de transitievergoeding en bepaalt de reden van ontslag voortaan de te doorlopen ontslagroute (UWV of kantonrechter). Uiteraard heeft u niets te maken met een ontslagprocedure wanneer u samen met uw werknemer besluit om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Dit ontslag met wederzijds goedvinden moet u wel schriftelijk vastleggen in een beëindigingsovereenkomst.
Bedenktermijn
Stemt uw werknemer in met de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst, dan heeft hij twee weken de tijd om hierop terug te komen. U moet hem wijzen op deze bedenktermijn. Doet u dit niet tijdig dan heeft uw werknemer niet twee weken, maar drie weken de tijd om zich te bedenken. Tijdig betekent in dit geval binnen twee werkdagen nadat de werknemer heeft ingestemd met de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Daarover is verwarring ontstaan. Betekent dit bijvoorbeeld dat u officieel de werknemer pas mag wijzen op zijn bedenktermijn nadat hij heeft ingestemd of mag u hem hier al eerder op wijzen? Om meer duidelijkheid te scheppen zullen de regels zo worden aangepast dat u de werknemer uiterlijk twee werkdagen na de instemming wijst op zijn bedenktijd. Het woordje 'uiterlijk' betekent dat verduidelijkt wordt dat u de werknemer ook eerder schriftelijk kunt wijzen op zijn bedenktijd van twee weken, dus nog voordat hij instemt met de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst.
|
| |
Ruim baan voor de AOW-gerechtigde werknemer | Arbeidsrecht |
Het wordt voor werkgevers aantrekkelijker om een AOW-gerechtigde werknemer in dienst te houden of te nemen. Een aantal drempels wordt weggehaald per 1 januari 2016.
Op dinsdag 29 september 2015 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel werken na de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarmee wordt het in dienst nemen of houden van een AOW'er voor u makkelijker en aantrekkelijker. Zo gaan per 1 januari 2016 onder meer de volgende regels gelden: - De opzegtermijn bij het opzeggen van de arbeidsovereenkomst met de AOW-gerechtigde werknemer is beperkt tot één maand. Voor andere werknemers geldt afhankelijk van de duur van het dienstverband een opzegtermijn van één tot vier maanden.
- Bij ziekte geldt een loondoorbetalingsplicht van dertien weken in plaats van maximaal twee jaar. Mogelijk gaat deze loondoorbetalingsplicht bij ziekte van de AOW-gerechtigde werknemer in de toekomst verder terug naar zes weken.
- Er gelden voor u minder re-integratieverplichtingen bij ziekte van de doorwerkende AOW’er.
- Het aantal tijdelijke contracten met een AOW-gerechtigde werknemer wordt verruimd. Bij cao kan worden bepaald dat na maximaal zes contracten of na maximaal 48 maanden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat.
- U hoeft niet in te gaan op een verzoek van de AOW-gerechtigde werknemer voor uitbreiding (of vermindering) van zijn aantal te werken uren.
Er zijn ook nieuwe verplichtingen. Zo heeft de doorwerkende AOW'er recht op minimaal het minimumloon of een hoger loon als dit bij cao is bepaald. Bij reorganisatie bent u verplicht eerst uw AOW-gerechtigde werknemer te ontslaan. Dit gold al in de private sector, maar gaat nu ook gelden in de publieke sector.
|
| |
September uitbetalingsmaand voor tegemoetkoming arbeidsongeschikten | Sociale verzekeringen |
Het UWV betaalt eind september de jaarlijkse tegemoetkoming arbeidsongeschikten uit. Ontvangt u als werkgever voor uw werknemer een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV dan komt de tegemoetkoming binnen op uw rekening. Aan u vervolgens de taak om de tegemoetkoming over te maken op de rekening van de werknemer.
Tegemoetkoming arbeidsongeschikten
Heeft u een arbeidsongeschikte werknemer, dan heeft deze mogelijk recht op een tegemoetkoming arbeidsongeschikten. Dit is een compensatie van € 211 netto (2015) voor de extra kosten die de werknemer maakt door zijn ziekte of handicap. De tegemoetkoming wordt door UWV gelijktijdig uitbetaald met de arbeidsongeschiktheidsuitkering van september 2015.
Wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering van uw werknemer op uw rekening gestort, dan geldt dat ook voor zijn tegemoetkoming. Het UWV kan namelijk de tegemoetkoming arbeidsongeschikten niet op een andere bankrekening storten dan de rekening waarop de maandelijkse uitkering wordt gestort. Het UWV verzoekt daarom werkgevers om na ontvangst de tegemoetkoming zo snel mogelijk over te maken op de bankrekening van de werknemer. U ontvangt hierover een brief waarin staat om welke werknemer(s) het gaat.
|
| |
Afwikkeling grensoverschrijdende erfenissen eenvoudiger | Successiewet |
Op 17 augustus 2015 is een Europese verordening over grensoverschrijdende nalatenschappen in werking getreden. Deze verordening maakt het voor inwoners van de Europese Unie eenvoudiger om grensoverschrijdende erfenissen af te wikkelen. De nieuwe verordening geldt niet in het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken.
Een erfenis is grensoverschrijdend als bepaalde goederen van de nalatenschap zich in het buitenland bevinden of als er erfgenamen in het buitenland wonen. Door de nieuwe verordening bepaalt het recht van één lidstaat wie wat erft en hoe de erfenis moet worden afgewikkeld. De erflater kan in zijn testament een rechtskeuze hebben gemaakt. Heeft hij dat niet gedaan dan geldt het erfrecht van het land waar de erflater woonde.
Een erfgenaam kan een Europese erfrechtverklaring aanvragen om niet alleen in eigen land maar ook in een andere lidstaat aan te tonen dat hij erfgenaam is. In Nederland moet deze verklaring bij een notaris worden aangevraagd. In het buitenland is dat of bij een notaris of bij de rechtbank. Welke instantie dat is in een bepaalde lidstaat is na te vragen bij een Nederlandse notaris. Nadat een Europese erfrechtverklaring is verkregen zijn geen aanvullende handelingen of gerechtelijke procedures nodig om de rechten als erfgenaam uit te oefenen.
|
| |
Hoge vrijstelling erfbelasting voor gehuwde mantelzorger | Successiewet |
Bij iemands overlijden moet erfbelasting betaald worden door de erfgenamen over hun aandeel in de nalatenschap. Afhankelijk van de relatie tussen erflater en erfgenaam heeft de erfgenaam recht op een zekere vrijstelling van belasting. Voor de partner van de erflater geldt een hoge vrijstelling. Deze vrijstelling geldt tot 1 januari 2016 onder voorwaarden ook voor een mantelzorger. De voorwaarden zijn dat de erflater als ontvanger van de mantelzorg geen partner mag hebben om te voorkomen dat de hoge vrijstelling tweemaal voor dezelfde nalatenschap wordt verstrekt en dat de mantelzorger het zogenaamde mantelzorgcompliment moet hebben genoten. De hoge vrijstelling voor de mantelzorger is overigens niet bij de vrijstellingen geregeld, maar door de mantelzorger die aan de voorwaarden voldoet aan te merken als partner van de erflater.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat de hoge vrijstelling ook geldt voor een gehuwde mantelzorger. Volgens de rechtbank dient de eis dat de erflater ongehuwd moet zijn ter voorkoming van twee verkrijgers die recht hebben op de hoge vrijstelling van erfbelasting. De eis dat de mantelzorger ongehuwd moet zijn om in aanmerking te komen voor de hoge vrijstelling heeft volgens de rechtbank geen enkele functie. Er is sprake van een ongelijke behandeling zonder rechtvaardigingsgrond. Het verschil in behandeling laat zich niet verklaren door de wetsgeschiedenis of het systeem van de wet. De rechtbank kwam tot dit oordeel in een procedure van een getrouwde vrouw. Haar vader woonde in bij het gezin en ontving tot aan zijn overlijden mantelzorg van zijn dochter. Na het overlijden van vader werd aan de dochter het mantelzorgcompliment toegekend. De enige reden om de hoge vrijstelling niet toe te passen was de burgerlijke staat van de vrouw.
De Belastingdienst heeft volgens een mededeling van de staatssecretaris van Financiën hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
|
| |
Kort telefonisch uitstel van betaling voor belastingschulden | Invordering |
Als u tijdelijk niet in staat bent om uw belastingschulden te betalen, kunt u kort telefonisch uitstel van betaling aan de Belastingdienst vragen. De Belastingdienst verleent maximaal vier maanden uitstel van betaling. Er geldt wel een aantal voorwaarden. Het is alleen mogelijk om uitstel van betaling te vragen voor aanslagen die u al ontvangen heeft. Heeft u de aanslag nog niet ontvangen, dan heeft het dus nog geen zin om al uitstel van betaling te vragen. De Belastingdienst kan uw verzoek dan niet in behandeling nemen.
Voorwaarden kort telefonisch uitstel van betaling
De Belastingdienst verleent alleen kort telefonisch uitstel als: - uw totale openstaande belastingschuld minder dan € 20.000 bedraagt,
- u nog geen dwangbevel heeft gekregen voor de openstaande belastingschuld,
- in de openstaande belastingschuld geen onbetaalde vergrijpboete is begrepen.
Tip! Een toeslagschuld of een belastingschuld waarvoor u uitstel van betaling heeft in verband met een bezwaarschrift tellen niet mee voor de grens van € 20.000
Geen kort telefonisch uitstel van betaling
U krijgt geen kort telefonisch uitstel voor: - een openstaande belastingschuld waarvoor u al eerder uitstel van betaling heeft gekregen,
- toeslagschulden,
- voorlopige aanslagen met een dagtekening voor 1 november van het belastingjaar. Voor de voorlopige aanslag IB 2015 krijgt u dus geen kort telefonisch uitstel als de dagtekening van deze aanslag voor 1 november 2015 ligt,
- voorlopige en definitieve aanslagen inkomstenbelasting 2014 en Zorgverzekeringswet 2014 (wanneer voor deze aanslagen al automatisch vier maanden uitstel van betaling is verleend).
Tip! Voor een openstaande belastingschuld waarvoor u al eerder uitstel van betaling kreeg in verband met een bezwaarschrift kunt u wel nog kort telefonisch uitstel van betaling krijgen.
Duur kort telefonisch uitstel van betaling
De Belastingdienst verleent maximaal vier maanden kort telefonisch uitstel van betaling. De vier maanden gaan in op de dag na de uiterste betaaldatum van de oudste openstaande aanslag.
Let op! Uitstel van betaling betekent niet dat de Belastingdienst geen invorderingsrente in rekening brengt. Houd dus rekening met een hoger te betalen bedrag nadat het uitstel van betaling is afgelopen.
Belastingtelefoon
U vraagt het kort telefonisch uitstel aan bij de Belastingtelefoon (0800-0543).
Tip! Het is over het algemeen niet verstandig om kort telefonisch uitstel van betaling aan te vragen als u verwacht uw openstaande belastingschulden niet binnen maximaal vier maanden te kunnen betalen. Wij adviseren dan meteen gewoon schriftelijk uitstel van betaling aan te vragen. De Belastingdienst verleent namelijk geen uitstel van betaling (ook geen schriftelijk!) voor aanslagen waarvoor al eerder kort telefonisch uitstel van betaling is verleend.
|
| |
Kinderopvangtoeslag omhoog | Toeslagen |
Vanaf 1 januari 2016 gaat de kinderopvangtoeslag omhoog. Dat is een voordeel voor werkende ouders met jonge kinderen. Door de verhoging betalen zij minder aan de kosten van kinderopvang.
Voor werkende ouders met een verzamelinkomen van 1,5 keer modaal en twee kinderen, die drie dagen naar de dagopvang gaan, dalen de kinderopvangkosten vanaf volgend jaar met € 108 per maand. Gaan de twee kinderen drie dagen per week naar de buitenschoolse opvang, dan zijn de ouders € 56 per maand goedkoper uit. Voor ouders met een laag inkomen vergoedt de overheid maximaal 94% van de kinderopvangkosten.
Met de verhoging van de kinderopvangtoeslag vanaf volgend jaar wil het kabinet extra bijdragen aan goede en betaalbare kinderopvang voor jonge ouders. De verhoging kost € 290 miljoen structureel per jaar. |
| |
|
|
Hopelijk heeft u de opgenomen artikelen als interessant en nuttig ervaren.
|
Met vriendelijke groet,
Remmerswaal Accountants & Adviseurs |
|
|