Geachte relatie, |
Met deze mail ontvangt u een nieuwe uitgave van onze digitale nieuwsbrief, de editie van de maand juni.
Wij willen u hiermee informeren over mogelijk voor u van belang zijnde actualiteiten en ontwikkelingen. Mocht u meer informatie over een of meerdere onderwerpen willen ontvangen en/of een vraag over een specifiek artikel hebben, dan kunt u nartuurlijk altijd contact opnemen met uw Remmerswaal-adviseur. U kunt nog meer nieuwsitems vinden op onze site www.remmerswaal.nl. Daar treft u ook algemene informatie over onze organisatie aan.
Wij wensen u veel leesplezier.
Deze nieuwsbrief bevat de volgende items: |
| |
| Wisseling auto van de zaak en bijtelling privégebruik | Loonbelasting |
Het blijft kennelijk lastig om in te zien wat de gevolgen zijn van het intrekken van een verklaring geen privégebruik auto in de loop van een kalenderjaar. Dat gebeurt nogal eens na een wisseling van auto. Ongeacht het aantal auto’s dat in een jaar ter beschikking heeft gestaan is de bijtelling voor privégebruik van toepassing wanneer meer dan 500 kilometer privé is gereden in dat jaar.
Een werknemer hield over de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 april 2013 een sluitende rittenadministratie bij voor zijn auto van de zaak. Volgens de rittenadministratie heeft hij in deze periode in totaal 41 privékilometers gereden. Vervolgens verzocht hij om intrekking van de verklaring geen privégebruik, omdat hij na de wisseling van auto verwachtte meer dan 500 privékilometers te gaan rijden. De Belastingdienst legde een naheffingsaanslag loonheffingen op waarin rekening werd gehouden met de cataloguswaarde van de eerste auto.
Volgens de werknemer was de eerste auto niet ook voor privédoeleinden aan hem ter beschikking gesteld door de werkgever. In zijn optiek moesten de 41 privékilometers tegen de waarde in het economisch verkeer bij hem worden belast en moest de bijtelling voor de eerste auto achterwege blijven.
In de wet staat dat een auto geacht wordt ook voor privégebruik ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat het privégebruik op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer bedraagt. De Hoge Raad heeft jaren geleden al geoordeeld dat een verbod op privégebruik van een auto geen rol speelt bij de vraag of aan de werknemer een auto ter beschikking is gesteld. De opvatting van de werknemer dat per auto bekeken moet worden of sprake is van privégebruik, volgt de rechtbank niet. De Hoge Raad heeft in 1997 al eens beslist dat bij gebruik van meerdere auto’s van de zaak in een kalenderjaar op jaarbasis moet worden bekeken of de kilometergrens is overschreden. In dit geval stond vast dat de werknemer in het kalenderjaar met de tweede auto meer dan 500 kilometer privé heeft gereden en dus gold de bijtelling voor het hele kalenderjaar. Hof Den Haag sloot zich in hoger beroep bij het oordeel van de rechtbank aan.
|
| |
Wat is een zakelijke maaltijd? | Loonbelasting |
U kunt onder de werkkostenregeling een zakelijke maaltijd onbelast aan uw werknemers vergoeden of verstrekken. Maar wat is eigenlijk een zakelijke maaltijd?
Tijdelijke verblijfkosten
Voor een aantal vergoedingen bestaan gerichte vrijstellingen. Zo ook voor zakelijke maaltijden. Het vergoeden van dergelijke maaltijden is onbelast. Hiervan is allereerst sprake als de maaltijd een onderdeel is van tijdelijke verblijfkosten. Denk daarbij aan een lunch of diner die buiten de deur wordt genuttigd tijdens een zakelijke bespreking met klanten. Maar denk ook aan de maaltijd van uw vertegenwoordiger onderweg of maaltijden genuttigd tijdens dienstreizen.
Meer dan bijkomstig zakelijk karakter
U mag ook onbelast maaltijden vergoeden of verstrekken wanneer sprake is van een meer dan bijkomstig zakelijk karakter. Dit doet zich in ieder geval voor als uw werknemer door zijn werk tussen 17.00 en 20.00 uur niet thuis kan eten. Denk aan overwerk of werken tijdens koopavonden. Ook bij therapeutisch mee-eten door werknemers in de gezondheids- of welzijnszorg staat het meer dan bijkomstig zakelijk karakter voorop.
Normbedrag
Wat niet onder een zakelijke maaltijd valt, is de boterham op de werkplek of kantinemaaltijden. Voor maaltijden in bedrijfskantines moet u een normbedrag rekenen van € 3,20 ongeacht of dit nu een ontbijt, lunch of diner betreft. Dit normbedrag minus een eventuele eigen bijdrage (maximaal € 3,20) rekent u tot het loon van de werknemer. U mag echter de waarde van de maaltijd ook aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Het normbedrag geldt ook als u bijvoorbeeld iedere dag de lunch regelt voor uw werknemers op het bedrijf. Organiseert u echter een lunchvergadering met uw personeel en heeft deze vergadering een duidelijk zakelijk karakter, dan is de lunch wel onbelast te vergoeden of te verstrekken. Maar let op! Voor het duidelijk zakelijk karakter is meer nodig dan het louter praten over het werk.
Tip: Voor kleine consumpties op de werkplek zoals vers fruit, het koekje bij de koffie of de vrijdagmiddagborrel op kantoor geldt een nihilwaardering.
|
| |
Vakantiegeld valt mogelijk tegen | Loonbelasting |
De maand mei is voor veel werknemers de maand waarin het vakantiegeld wordt uitgekeerd. Houd er rekening mee dat de netto-uitkering van het vakantiegeld mogelijk lager is dan uw werknemers zouden verwachten.
Vakantiegeld 2014
Oorzaak hiervan is dat de algemene heffingskorting en de arbeidskorting inkomensafhankelijk zijn geworden vanaf 2014. Hoe hoger het inkomen is, des te lager worden deze kortingen. In 2014 konden werkgevers nog geen rekening houden met de juiste bedragen van de algemene heffingskorting en arbeidskorting omdat de Belastingdienst de systemen niet tijdig had aangepast. Uw werknemer heeft daarom in 2014 mogelijk meer vakantiegeld gekregen dan waarop recht bestond. Dit wordt gecorrigeerd bij de aangifte inkomstenbelasting 2014: uw werknemer betaalt dan belasting bij of hij krijgt minder belasting terug.
Vakantiegeld 2015
In 2015 wordt wel rekening gehouden met de juiste bedragen van de algemene heffingskorting en arbeidskorting. Het vakantiegeld zal in 2015 daarom waarschijnlijklager zijn dan in 2014. Daar staat tegenover dat uw werknemer bij de aangifte inkomstenbelasting 2015 niet hoeft bij te betalen of minder belasting terugkrijgt.
Let op! De juiste berekening van het vakantiegeld betekent niet dat uw werknemer nooit meer hoeft bij te betalen of minder terugkrijgt. Als uw werknemer bijvoorbeeld bij twee werkgevers in dezelfde periode werkt, kan alsnog te weinig belasting worden ingehouden.
|
| |
WBSO en RDA blijven in trek | Ondernemingswinst |
Voor het zevende jaar op rij is er een toename te zien van het aantal bedrijven dat gebruik maakt van de fiscale innovatieregelingen WBSO en RDA. De belangstelling van het Nederlandse bedrijfsleven voor deze regelingen blijft onverminderd groot. Dat blijkt uit het rapport ‘Focus op speur- en ontwikkelingswerk’ van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
Onverminderde belangstelling
Het aantal bedrijven dat gebruik maakt van de WBSO en de RDA is wederom gegroeid van 22.640 in 2013 naar in totaal 22.970 in 2014. WBSO staat voor Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk en de RDA staat voor Research en Development Aftrek. Van de WBSO-bedrijven maken 16.620 bedrijven (72%) eveneens gebruik van de RDA. Mkb-bedrijven vormen met ruim 97% de grootste groep gebruikers van de WBSO en de RDA.
WBSO en RDA
Heeft u werknemers in dienst die speur- en ontwikkelingswerk (S&O-werk) verrichten, dan kunt u met de WBSO de loonkosten voor deze werkzaamheden binnen uw bedrijf verlagen. Voor de zelfstandig innovatieve ondernemer is er de S&O-aftrek. De RDA verlaagt de overige kosten en uitgaven van S&O-werk.
|
| |
Positieve winstontwikkeling mkb | Ondernemingswinst |
Veel mkb-bedrijven hebben zich na de crisis gericht op het afbouwen en beheersen van schulden. De kortlopende schulden daalden in 2014 per saldo met ruim 1% en het eigen vermogen steeg met 7,2%. Dit blijkt uit het SRA-Sectorrapport Branches in Zicht 2015, gebaseerd op 3.202 jaarrekeningen. Specifiek worden in dit rapport uitgelicht: industrie, bouw, automotive, detailhandel, logistiek, horeca en gezondheidszorg.
Het zijn met name de grotere bedrijven (omzet >10 miljoen) die meer winst maakten. Zeven op de tien grotere bedrijven wisten de winst te verbeteren. Bij de kleinere ondernemingen was dit 65%. Bij een verdeling naar jaaromzet blijkt dat bedrijven tussen de 1 en 10 miljoen relatief de grootste omzetstijging wisten te bewerkstelligen, terwijl grotere ondernemingen (>10 miljoen) de omzet relatief vaak zagen afnemen.
Kostenbeheersing
De positieve winstontwikkeling in het mkb is mede te danken aan het beheersbaar houden van kosten. Dit kwam vooral door lagere autokosten (-12,9%), huisvestingskosten (-3%) en verkoopkosten (-3,8%). De totale personeelskosten zijn in Nederland toegenomen met 2,4%, met name door de toegenomen kosten voor pensioen en sociale zekerheid. De lonen stegen gemiddeld met 1,6%. De personeelskosten liepen terug in de zorg en logistiek, maar namen juist toe in de industrie, horeca en detailhandel.
Tip: Wilt u weten hoe uw bedrijf ervoor staat? Kijk dan naar de omzet- en winstontwikkeling per sector. Of neem voor verbetering van uw omzet- en winstcijfers contact met ons op voor een persoonlijk advies.
|
| |
Belasting besparen met werkelijke verhuurde waarde | Inkomstenbelasting |
Verhuurt u een woning met huurbescherming? Wellicht kunt u dan belasting besparen, zo blijkt uit twee belangrijke uitspraken van de Hoge Raad in april. Particuliere verhuurders van woningen met huurbescherming hoeven niet meer altijd de wettelijke berekeningswijze van de waarde in verhuurde staat te volgen.
Wijkt de waarde volgens die wettelijke berekeningswijze voor 10% of meer af van de werkelijke waarde in verhuurde staat, dan mag de verhuurder de werkelijke waarde in verhuurde staat opgeven in box 3. Als de belastingheffing dan voor de particuliere verhuurder nog steeds een buitensporige last is, dan kan mogelijk de op te geven waarde verder worden verlaagd.
Tip: Verhuurt u een woning met huurbescherming en is de opgegeven waarde in uw aangifte inkomstenbelasting ten minste 10% of meer van de werkelijke verhuurde waarde? Dan kunt u de werkelijke waarde opgeven.
Voorbeeld
Een particuliere verhuurder verhuurt een bovenwoning voor € 6.647 huur per jaar. Door de huurregulering kan de verhuurder niet meer huur vragen. De jaarlijkse kosten, exclusief financieringskosten, zijn € 2.705. Via de wettelijke berekeningswijze bedraagt de belastingheffing in box 3 over die woning € 4.485. Per saldo geeft dat een verhuurverlies van € 543. In feite betaalt deze verhuurder door de ongelukkige samenloop van huurregulering en belastingforfaits meer dan 100% inkomstenbelasting over zijn huurinkomen. Daar kan hij nu iets aan doen.
Tip: Blijft voor u sprake van een buitensporige last, bijvoorbeeld omdat u vanwege de box-3-heffing niet of nauwelijks rendabel kunt verhuren? Dan heeft u een reden om de aan te geven waarde verder te verlagen.
Let op! Niet alle verhuurde woningen mogen voor de waarde in verhuurde staat worden opgegeven. Dat geldt alleen voor verhuurde woningen waarvan de huurders huurbescherming hebben.
Volgens de wettelijke regeling is de verhuurde waarde afhankelijk van de verhouding tussen de kale huurprijs en de WOZ-waarde. Die uitkomst bepaalt de leegwaarderatio. Dat is het percentage waarmee de WOZ-waarde wordt vermenigvuldigd om de waarde in verhuurde staat te berekenen. De werkelijke waarde in verhuurde staat zoals een taxateur zou berekenen, is volgens de wettelijke regeling niet relevant. Daar komt dus verandering in door de uitspraken van de Hoge Raad.
Tip: Heeft u de aangifte al ingediend en nog geen definitieve aanslag ontvangen? Dien dan een gecorrigeerde aangifte in om box-3-heffing te besparen. Heeft u al wel een definitieve aanslag ontvangen, maar loopt de bezwaartermijn van 6 weken nog? Maak dan bezwaar.
|
| |
6% of 21% btw op onderhoud en renovatie? | Omzetbelasting |
Per 1 juli 2015 vervalt het verlaagde btw-tarief van 6% op de arbeidskosten bij onderhoud en renovatie van woningen die ouder zijn dan 2 jaar. Hoe bepaal ik in de periode rondom 1 juli 2015 welk btw-tarief ik moet toepassen?
Het moment, waarop de dienst is afgerond, is bepalend voor de toepasbaarheid van het tarief. Concreet betekent dit: - is de dienst afgerond voor 1 juli 2015, dan is het verlaagde tarief (6%) van toepassing op de arbeid;
- is de dienst afgerond na 30 juni 2015, dan het is normale tarief (21%) van toepassing op de arbeid.
De dienst wordt als afgerond beschouwd als de oplevering heeft plaatsgevonden. De oplevering vindt plaats als het afgesproken werk is voltooid en uw klant het werk heeft aanvaard.
|
| |
Reorganisatie: opzegverbod zieke werknemer | Arbeidsrecht |
Als een zieke werknemer wegens een reorganisatie boventallig is geworden, kunt u nu nog naar de kantonrechter gaan voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter gaat na of de verzochte ontbinding verband houdt met de ziekte. Is dit het geval, dan zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst niet ontbinden. Vanaf 1 juli 2015 kunt u bij een bedrijfseconomisch ontslag zieke werknemers niet meer ontslaan.
Als gevolg van de Wet Werk en Zekerheid geldt per 1 juli bij opzegging om bedrijfseconomische redenen een absoluut opzegverbod voor een zieke werknemer. Alleen bij een algehele bedrijfsbeëindiging kan opzegging van de arbeidsovereenkomst van een zieke werknemer plaatsvinden. Dit is een bewuste keuze van de wetgever: het belang van de werknemer om te re-integreren in de organisatie prevaleert boven de bedrijfseconomische belangen van de werkgever.
Let op! Vanaf 1 juli 2015 is het niet meer toegestaan om zieke werknemers te ontslaan om bedrijfseconomische redenen. Daarnaast zijn OR-leden en zwangere werkneemsters nu nog beschermd tegen ontslag, maar vanaf 1 juli kan de arbeidsovereenkomst met een OR-lid of een zwangere werkneemster wel worden beëindigd om bedrijfseconomische redenen. Voorwaarde is dat de opzegging niet plaatsvindt tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof.
|
| |
Voorwaarden voor kosten in mindering op transitievergoeding | Arbeidsrecht |
De Wet Werk en Zekerheid geeft werknemers bij ontslag op verzoek van de werkgever een recht op een door de werkgever te betalen transitievergoeding. Voorwaarde is dat de arbeidsovereenkomst ten minste twee jaar geduurd heeft. De Wet biedt de mogelijkheid om bepaalde kosten in mindering te brengen op de transitievergoeding. Het gaat om kosten van maatregelen die zijn gericht op het voorkomen van werkloosheid en/of het bekorten van de periode van werkloosheid en om kosten die verband houden met verbeteren van de inzetbaarheid van de werknemer. In een besluit zijn de voorwaarden uitgewerkt waaronder dergelijke kosten in mindering gebracht mogen worden op de transitievergoeding.
De voorwaarden zijn als volgt. - De werknemer moet vooraf schriftelijk instemmen met de kosten.
- De kosten moeten gespecificeerd worden voordat ze gemaakt zijn.
N.B. Deze voorwaarden gelden niet voor de kosten van duale opleidingen. De werknemer gaat dan de arbeidsovereenkomst immers juist aan om de opleiding te kunnen volgen. - De kosten moeten gemaakt worden door de werkgever ten behoeve van de werknemer aan wie de transitievergoeding verschuldigd is.
- Er moet een redelijke verhouding zijn tussen de omvang van de kosten en het doel waarvoor zij gemaakt zijn.
- Alleen kosten gemaakt tijdens of na de periode waarover de transitievergoeding wordt berekend komen voor aftrek in aanmerking.
- Kosten die de werkgever kan declareren of verhalen op een derde of op de werknemer komen niet in mindering op de transitievergoeding.
|
| |
Ontslagregeling | Arbeidsrecht |
De Wet Werk en Zekerheid bevat de mogelijkheid om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen. Daarvan is gebruik gemaakt door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In de zogenaamde Ontslagregeling heeft hij nadere regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding vastgesteld. Het betreft ondermeer nadere regels met betrekking tot een redelijke grond voor ontslag, waaronder regels voor de mogelijkheid van deeltijdontslag en van ontslag bij het uitbesteden van werkzaamheden aan derden. Daarnaast zijn regels gesteld voor het herplaatsen van werknemers in een andere passende functie en voor het bepalen van de ontslagvolgorde bij het vervallen van arbeidsplaatsen binnen een categorie uitwisselbare functies.
Deze ministeriële regeling bevat een aantal specifieke regels voor payrolling. Payrolling kent een formele werkgever, een werknemer en een opdrachtgever. De werknemer is in dienst bij de formele werkgever, maar de zeggenschap over de werknemer ligt bij opdrachtgever. De opdrachtgever is degene die de werknemer heeft geworven en geselecteerd. De in deze regeling opgenomen regels zijn bedoeld om eenzelfde mate van bescherming tegen ontslag te bieden ten opzichte van werknemers die rechtstreeks in dienst zijn bij de opdrachtgever. Het huidige Ontslagbesluit wordt ingetrokken per 1 juli 2015.
|
| |
Bedrijfsbeëindiging of overgang onderneming? | Arbeidsrecht |
Bij de overgang van een onderneming gaan de rechten en verplichtingen die de overdragende ondernemer heeft op grond van de arbeidsovereenkomsten met zijn werknemers van rechtswege over op de verkrijger. Van belang voor de vaststelling of sprake is van de overgang van een onderneming is dat een economische eenheid met behoud van identiteit wordt overgedragen. Het begrip overdracht wordt in dit verband ruim uitgelegd.
Naar het oordeel van Hof Den Haag was in de volgende situatie sprake van de overgang van een onderneming. Een nieuw opgerichte BV exploiteerde een paprikakwekerij op de grond en in de kassen waar voorheen een VOF een paprikakwekerij exploiteerde. Bij een paprikakwekerij is het gebruikelijk dat aan het einde van het oogstseizoen de planten worden geruimd, dat op een andere plaats zaden tot planten worden opgekweekt die vervolgens worden geplant, gecultiveerd en geoogst. Na het ruimen van de oude planten van de VOF werden de opgekweekte planten van de BV op hetzelfde adres afgeleverd. De VOF verkocht de grond met kassen en inventaris aan de moedermaatschappij van de BV. Volgens het hof heeft de onderneming van de VOF haar identiteit behouden. De procedure was aangespannen door twee personeelsleden van de VOF. Omdat sprake was van de overgang van een onderneming hadden beide werknemers een arbeidsovereenkomst met de BV.
|
| |
Minimum (jeugd)loon per 1 juli 2015 iets hoger | Sociale verzekeringen |
Het wettelijk minimumloon en de uitkeringen uit de sociale zekerheid zijn gekoppeld aan de gemiddelde contractloonontwikkeling. In verband met die koppeling wordt het wettelijk minimumloon ieder half jaar aangepast. De eerstvolgende aanpassing gebeurt per 1 juli 2015. Het wettelijk minimumloon geldt voor werknemers van 23 jaar en ouder. De minimumjeugdlonen zijn hiervan afgeleid en bedragen een leeftijdsafhankelijk percentage van het wettelijk minimumloon. De bedragen stijgen met 0,4%. Per 1 juli gelden de volgende bedragen.
Leeftijd |
Percentage |
Per maand |
Per week |
Per dag |
23 jaar |
100% |
€ 1.507,80 |
€ 347,95 |
€ 69,59 |
22 jaar |
85,0% |
€ 1.281,65 |
€ 295,75 |
€ 59,15 |
21 jaar |
72,5% |
€ 1.093,15 |
€ 252,25 |
€ 50,45 |
20 jaar |
61,5% |
€ 927,30 |
€ 214,00 |
€ 42,80 |
19 jaar |
52,5% |
€ 791,60 |
€ 182,65 |
€ 36,53 |
18 jaar |
45,5% |
€ 686,05 |
€ 158,30 |
€ 31,66 |
17 jaar |
39,5% |
€ 595,60 |
€ 137,45 |
€ 27,49 |
16 jaar |
34,5% |
€ 520,20 |
€ 120,05 |
€ 24,01 |
15 jaar |
30,0% |
€ 452,35 |
€ 104,40 |
€ 20,88 |
|
| |
UWV bewaart uw brieven | Sociale verzekeringen |
Als werkgever ontvangt u van het UWV brieven over de Ziektewet-en WAZO-uitkeringen van uw werknemers. Die brieven vindt u voortaan ook terug op het werkgeversportaal UWV.
Dit is een extra service van het UWV, zodat u in één oogopslag kunt zien welke brieven u van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen heeft ontvangen. De brieven staan uiterlijk de eerste werkdag na dagtekening van de brief in het werkgeversportaal. Deze worden vervolgens nog 5 jaar op het portaal bewaard nadat de uitkering aan uw werknemer is gestopt. Voorlopig ontvangt u de brieven overigens ook gewoon per post. Dat gaat in de toekomst wel veranderen. Er komt een tijd dat u de brieven alleen nog ontvangt via het werkgeversportaal. Belangrijke brieven waarin het UWV u om een reactie vraagt, blijft u gewoon per post ontvangen.
Tip: Heeft u nog geen account voor het werkgeversportaal, vraag deze dan aan. Ga hiervoor naar de site van het UWV. Daar vindt u onder het tabblad werkgevers meer informatie over het werkgeversportaal.
|
| |
Wetsvoorstel versnelde verhoging AOW-leeftijd | Sociale verzekeringen |
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel waardoor de AOW-leeftijd versneld omhoog gaat en eerder wordt gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting aangenomen. De wet heeft gevolgen vanaf 1 januari 2016. Volgens de huidige wet wordt de AOW-leeftijd in 2023 67 jaar en geldt de koppeling aan de levensverwachting vanaf 2024. Door de nu aangenomen versnelde verhoging wordt al in 2021 de AOW-leeftijd op 67 jaar gesteld en gaat de koppeling aan de stijging van de levensverwachting in 2022 in. Er is een motie ingediend om de overbruggingsregeling aan te passen. Die motie is aangehouden. |
| |
Waardering maatschapsaandelen | Successiewet |
Erfbelasting wordt geheven over de waarde van een nalatenschap. Bij de vaststelling van de waarde van een erflater die in gemeenschap van goederen was getrouwd, moet eerst de waarde van deze gemeenschap worden bepaald. De waarde van de nalatenschap bedraagt de helft van de waarde van de door het overlijden ontbonden gemeenschap van goederen.
Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot van een ondernemer die deel uitmaakt van een maatschap of een vennootschap niet is gerechtigd tot de vennootschappelijke goederen. Tot de huwelijksgemeenschap behoort de waarde van het maatschapsaandeel. Hof Arnhem-Leeuwarden verwees naar deze jurisprudentie bij de bepaling van de nalatenschap van een ondernemer die zijn onderneming dreef in maatschapsvorm met zijn echtgenote. Zij waren getrouwd in gemeenschap van goederen. De erflater was gerechtigd tot de waarde van het maatschapsaandeel van zijn echtgenote en vice versa. Het hof wees het betoog van een van de erfgenamen, dat bij het bepalen van de omvang van de nalatenschap de waarde van het aandeel in het ondernemingsvermogen van de echtgenote niet relevant is, af.
Bij de waardering van het maatschapsaandeel moet worden uitgegaan van de waarderingsgrondslagen uit de maatschapsovereenkomst. Het gaat dan met name om de bepalingen die de gevolgen van liquidatie van de onderneming, uittreden uit de maatschap of overlijden van een van de maten regelen. Een verblijvings- of voortzettingsbeding beïnvloedt de waarde van het maatschapsaandeel en daarmee de waarde van de huwelijksgemeenschap. In dit geval bevatte de maatschapsovereenkomst een voortzettingsbeding. De echtgenote maakte daarvan gebruik. De inspecteur berekende de waarde van het maatschapsaandeel van de erflater op de overnamewaarde. De waarde van het maatschapsaandeel van de echtgenote berekende de inspecteur niet op de overnamewaarde, maar op de hogere liquidatiewaarde. Volgens het hof was dat terecht omdat de maatschap door het overlijden van de erflater is ontbonden en de echtgenote niet meer verplicht was haar onderneming door een ander te laten overnemen tegen de overnamewaarde. De waarde van het maatschapsaandeel van de echtgenote moest worden bepaald aan de hand van het waarderingsvoorschrift van de Successiewet 1956.
|
| |
Subsidie praktijkleren? Wees er op tijd bij! | Subsidies |
Met ingang van 1 januari 2014 is de afdrachtvermindering onderwijs afgeschaft en vervangen door een nieuwe regeling: de subsidieregeling Praktijkleren. Kunt u gebruik maken van de subsidieregeling Praktijkleren voor het studiejaar 2014/2015, dan kunt u deze aanvragen vanaf 2 juni 2015 tot en met 15 september 2015 (vóór 17.00 uur). Wees er op tijd bij, want dan loopt u geen subsidie mis.
Met de subsidieregeling Praktijkleren kunt u compensatie krijgen voor de kosten die u maakt voor begeleiding van bepaalde studenten/deelnemers/leerlingen binnen uw bedrijf.
Aanvragen
U vraagt de subsidie aan na afloop van het studiejaar door middel van een digitaal aanvraagformulier. Voor het studiejaar 2014/2015 kunt u vanaf 2 juni 2015 9.00 uur tot en met uiterlijk 15 september 2015 vóór 17.00 uur de subsidie aanvragen via het eLoket op de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
|
| |
Verkeersboete: termijnbetaling mogelijk | Invordering |
Een verkeersboete is toch altijd 'zuur' geld en soms komt betaling van het volledige bedrag slecht uit. Om verkeersovertreders enigszins tegemoet te komen krijgen zij daarom vanaf 1 juli 2015 de mogelijkheid om boetes vanaf € 225 in termijnen te betalen.
Bij verkeersboetes van € 225 of meer krijgt u straks standaard de keuze: het bedrag in één keer betalen of in vaste termijnen. Het ministerie van Veiligheid en Justitie wil met de termijnbetaling voorkomen dat mensen die wel willen betalen, maar niet direct kunnen betalen, onnodig in de problemen komen. Uiteraard moet een verkeersboete wel betaald worden en het liefst zo snel mogelijk.
|
| |
Sanctie op beheersdaden commanditaire vennoot | Civiel recht |
Een commanditaire vennootschap (CV) kent twee soorten vennoten: beherende vennoten en commanditaire vennoten. Beherende vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de CV. De aansprakelijkheid van de commanditaire vennoten is beperkt tot het bedrag van hun inbreng. Het Wetboek van Koophandel verbiedt commanditaire vennoten om beheersdaden te verrichten in de CV. Op overtreding van het beheersverbod stelt de wet als sanctie hoofdelijke aansprakelijkheid voor alle schulden van de CV.
De commanditaire vennoten van een CV hebben tijdens het bestaan van de CV twee keer een overeenkomst mede namens de CV ondertekend. De eerste keer betrof een huurovereenkomst, de tweede keer een huurbeëindigingsovereenkomst. Volgens de rechtbank en het hof hebben de commanditaire vennoten daarmee het beheersverbod overtreden. Het hof vond niet van belang dat de verhuurder wist dat hij met commanditaire vennoten te maken had. Volgens de Hoge Raad is de hoofdelijke aansprakelijkheid bedoeld als sanctie voor commanditaire vennoten die onduidelijkheid laten ontstaan over hun rechtspositie in de vennootschap. De strekking is om te voorkomen dat een commanditaire vennoot als een beherend vennoot namens de CV aan het handelsverkeer deelneemt en om derden die door een commanditaire vennoot in de veronderstelling worden gebracht dat zij te maken hebben met een beherend vennoot te beschermen. Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft het hof ten onrechte geen rekening gehouden met de kennis van de wederpartij omtrent de status van de vennoten.
De Hoge Raad vindt de sanctie alleen gerechtvaardigd als deze evenredig is met de aard en ernst van de schending van de wettelijke voorschriften door de commanditaire vennoot. Als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de rechter oordelen dat de sanctie niet gerechtvaardigd is of beperkt moet worden tot bepaalde verbintenissen van de commanditaire vennootschap. De commanditaire vennoot, die met de sanctie wordt geconfronteerd, zal deze omstandigheden moeten aanvoeren en zo nodig bewijzen. Daarbij kan van belang zijn of bij derden redelijkerwijs een onjuiste indruk over de hoedanigheid van de commanditaire vennoot heeft kunnen ontstaan.
De Hoge Raad komt met dit oordeel terug van een arrest uit 1943, waarin is beslist dat niet van belang is of een wederpartij van de commanditaire vennootschap van de commanditaire hoedanigheid van de desbetreffende vennoot op de hoogte was of behoorde te zijn. Verder geldt dat de commanditaire vennoot enig verwijt van zijn handelwijze moet kunnen worden gemaakt. Wel hoort een commanditaire vennoot ervan op de hoogte te zijn dat hij geen daden van beheer mag verrichten.
|
| |
|
|
Hopelijk heeft u de opgenomen artikelen als interessant en nuttig ervaren.
|
Met vriendelijke groet,
Remmerswaal Accountants & Adviseurs |
|
|