Van: "Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <info@remmerswaal.nl>
Aan: "Jan Scherpenisse - Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <scherpenisse@remmerswaal.nl>
Datum: 15-01-15 16:39:30
Onderwerp: Nieuwsbrief Remmerswaal Accountants & Adviseurs - 2015-01-15

Remmerswaal
donderdag, 15 januari 2015
Geachte relatie,

Met deze mail ontvangt u een nieuwe uitgave van onze digitale nieuwsbrief, de editie van de maand januari.

Wij willen u hiermee informeren over mogelijk voor u van belang zijnde actualiteiten en ontwikkelingen. Mocht u meer informatie over een of meerdere onderwerpen willen ontvangen en/of een vraag over een specifiek artikel hebben, dan kunt u nartuurlijk altijd contact opnemen met uw Remmerswaal-adviseur. U kunt nog meer nieuwsitems vinden op onze site www.remmerswaal.nl. Daar treft u ook algemene informatie over onze organisatie aan.

Wij wensen u veel leesplezier.

Deze nieuwsbrief bevat de volgende items:


Belastingplan 2015 aangenomen
Pas pensioenregeling aan!
Wijzigingen loonbelasting
Investeringsaftrek 2015
Vooraf ingevulde aangifte voor 1 mei 2015 indienen
Wijzigingen IB 2015
Correcties sieren laatste btw-aangifte van het jaar
Uitkoopsom medevennoot niet in een keer ten laste van winst
Regime fiscale eenheid wordt aangepast
Regelgeving ontslag payrollwerknemers wijzigt
Modernisering verlof en arbeidstijden
Wijzigingen arbeidsrecht
Premies werknemersverzekeringen 2015
 
Belastingplan 2015 aangenomenMiljoenennota

 

De Eerste Kamer heeft het Belastingplan 2015 aangenomen. De Eerste Kamer heeft tijdens het debat een motie aangenomen waarin wordt gevraagd om uiterlijk op Prinsjesdag 2015 een uitgebreid voorstel voor belastingherziening te presenteren, inclusief de eerste concrete stappen. Een motie om het bevorderen van duurzaamheid toe te voegen aan de doelstellingen voor herziening van het belastingstelsel werd verworpen.

Diverse fracties in de Kamer hebben kritische geluiden laten horen over het Belastingplan 2015. Zo zou het te weinig bijdragen aan vermindering van de huidige belastingdruk en de aanpak van werkloosheid. Ook de vermogensrendementheffing van box 3 krijgt kritiek. Volgens de staatssecretaris is de werkkostenregeling de enige echte vereenvoudiging in het Belastingplan. Bij de herziening van het belastingstelsel zal worden gekeken naar een evenwichtige inkomensverdeling en naar scheefgroei in de belastingdruk voor zelfstandigen. Voor de zomer van 2015 komt de staatssecretaris met een prototype van het nieuwe belastingstelsel. De eerste onderdelen van de herziening zouden al in het Belastingplan 2016 kunnen worden meegenomen.

Verder vindt de staatssecretaris dat de belastingheffing over vermogens in Nederland niet al te zeer afwijkt van wat er in andere landen gebeurt. Te zwaar belasten van grotere vermogens is volgens de staatssecretaris nadelig voor de economie.

 
Pas pensioenregeling aan!Loonbelasting

 

Volgend jaar gaan de maximale pensioenopbouwpercentages verder omlaag en wordt het pensioengevend loon gemaximeerd op € 100.000. Deze pensioenaanscherpingen hebben gevolgen voor de pensioenregeling van uw werknemers en eventueel ook voor die van uzelf. De pensioenregeling moet nog dit jaar worden aangepast. Lukt dit niet meer helemaal voor het einde van het jaar, leg de pensioenregeling dan vóór 1 januari 2015 voor aan de Belastingdienst. Op die manier voorkomt u dat de pensioenregeling ‘onzuiver’ wordt.

Pensioenaanscherpingen
Vanaf 1 januari 2015 worden de jaarlijkse pensioenopbouwmogelijkheden verder beperkt en kan geen pensioen meer worden opgebouwd over het loon dat uitkomt boven € 100.000. De pensioenregeling van uw werknemers en eventueel van uzelf moet zijn aangepast aan de nieuwe pensioenaanscherpingen. U moet ervoor zorgen dat de pensioenregeling past binnen de nieuwe fiscale kaders per 1 januari 2015. Zo niet dan is sprake van een ‘onzuivere’ pensioentoezegging met alle ongewenste gevolgen van dien. De volledige pensioenaanspraak wordt dan mogelijk in de heffing betrokken en bovendien is een revisierente van in principe 20% verschuldigd.

Voorleggen pensioenregeling
Om onwenselijke gevolgen te voorkomen moet de pensioenregeling per 1 januari 2015 dus zijn aangepast. Lukt het u niet om alle aanpassingen op tijd door te voeren, bijvoorbeeld omdat de pensioenuitvoerder u pas recent hierover heeft geïnformeerd, leg dan de pensioenregeling vóór 1 januari 2015 ter beoordeling voor aan de Belastingdienst. In dat geval kan de pensioenregeling in overleg met de Belastingdienst nog met terugwerkende kracht worden aangepast aan de nieuwe pensioenaanscherpingen.

Tip: Met het voorleggen van de pensioenregeling aan de Belastingdienst voorkomt u dat de pensioenregeling in de periode tussen invoering en aanpassing met terugwerkende kracht als fiscaal ‘onzuiver’ wordt aangemerkt.

 
Wijzigingen loonbelastingLoonbelasting

 

Per 1 januari 2015 zijn de volgende zaken gewijzigd in de loonbelasting.

80%-regeling voor afkoop levenslooptegoed
In 2013 konden deelnemers aan de levensloopregeling het levenslooptegoed volledig opnemen, waarbij over slechts 80% van het levenslooptegoed op 31 december 2011 loonheffingen werden ingehouden. Wie in 2013 geen gebruik heeft gemaakt van deze regeling, krijgt in 2015 een herkansing. Bij volledige opname hoeft slechts over 80% van het levenslooptegoed op 31 december 2013 (inclusief rendement) loonheffingen ingehouden te worden. Uiteraard kan de werknemer daarna geen gebruik meer maken van het overgangsrecht.

Gebruikelijk loon
Het gebruikelijk loon, dat is het salaris dat een werknemer met een aanmerkelijk belang tenminste moet verdienen, is vastgesteld op het hoogste van de volgende bedragen:

  • 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
  • het loon van de meestverdienende werknemer van de werkgever of van een verbonden lichaam;
  • € 44.000.

De regeling geldt bijvoorbeeld voor de dga. In de gebruikelijkloonregeling is het volgende veranderd:

  • de doelmatigheidsmarge is gedaald van 30% naar 25%. De afwijking van het loon van de dga ten opzichte van het voor hem geldende gebruikelijk loon is daardoor kleiner;
  • het begrip “meest vergelijkbare dienstbetrekking” vervangt het begrip “soortgelijke dienstbetrekking”. Daardoor zijn ook vergelijkingen mogelijk met werknemers die niet hetzelfde werk doen.

Werkkostenregeling
Met ingang van 2015 is de werkkostenregeling verplicht en de mogelijkheid om de oude regeling voor vergoedingen en verstrekkingen toe te passen vervallen. De vrije ruimte voor onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers bedraagt 1,2% (2014: 1,5%) van de fiscale loonsom. Voor een maaltijd in een bedrijfskantine geldt als normbedrag € 3,20 (2014: € 3,15) per maaltijd. Voor huisvesting en inwoning geldt als normbedrag € 5,40 (2014: € 5,35) per dag.

Belangrijke wijzigingen in de werkkostenregeling zijn:

  1. invoering noodzakelijkheidscriterium;
  2. wijziging afrekensystematiek;
  3. invoering concernregeling;
  4. invoering gerichte vrijstelling voor producten uit eigen bedrijf.

1. Noodzakelijkheidscriterium
Het noodzakelijkheidscriterium houdt in dat een werkgever bepaalde voorzieningen, die hij voor de bedrijfsvoering noodzakelijk acht, aan de werknemer kan vergoeden of verstrekken zonder fiscaal rekening te hoeven houden met een privévoordeel van de werknemer. Het noodzakelijkheidscriterium geldt alleen voor gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur.

2. Afrekensystematiek
De werkgever hoeft met ingang van 2015 niet meer per tijdvak te controleren of de vrije ruimte wordt overschreden. Na afloop van het kalenderjaar kan de werkgever voor alle vergoedingen en verstrekkingen uit dat jaar in één keer toetsen of de vrije ruimte wordt overschreden en de eventueel verschuldigde belasting op de aangifte over het eerste tijdvak van het volgende kalenderjaar afdragen. Desgewenst kan een werkgever de loonbelasting al eerder in gedeelten afdragen.

3. Concernregeling
Door de invoering van de concernregeling is het mogelijk om op concernniveau de vrije ruimte vast te stellen en te toetsen. Daarvoor geldt als voorwaarde dat de moedermaatschappij voor 95% of meer eigenaar is van de (klein)dochtermaatschappij(en) gedurende het hele kalenderjaar.

4. Gerichte vrijstelling
Aan de bestaande gerichte vrijstellingen is toegevoegd het verlenen van korting op goederen uit eigen bedrijf, voor zover de korting niet meer bedraagt dan 20% en het totaal bedrag aan korting per werknemer per jaar niet meer dan € 500.

Bijtellingspercentages privégebruik auto 2015

Alle brandstoffen
Bijtelling in %Uitstoot CO2 in g/km
 4 0
 7 1-50
 14 51-82
 20 83-110
 25 >110

N.B. Deze percentages en uitstootgrenzen gelden voor auto's die in 2015 worden aangeschaft of te naam gesteld.

 
Investeringsaftrek 2015Ondernemingswinst

 

De regeling van de investeringsaftrek is bedoeld om de investeringen in bedrijfsmiddelen te bevorderen. Er zijn drie vormen van investeringsaftrek: kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), energie-investeringsaftrek (EIA) en milieu-investeringsaftrek (MIA). De bedragen voor 2015 zijn als volgt.

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA)
Voor investeringen in bedrijfsmiddelen kan KIA worden genoten indien het investeringsbedrag ligt tussen € 2.300 (2014: idem) en € 309.693 (2014: € 306.931). Er geldt een minimuminvesteringsbedrag per bedrijfsmiddel van € 450.
Geen KIA wordt verleend over investeringen in onder andere woonhuizen, verhuurde roerende en onroerende zaken, personenauto’s, goodwill, concessies en vergunningen. Met ingang van 2014 komen zuinige personenauto’s niet meer in aanmerking voor KIA.

Energie-investeringsaftrek (EIA)
De tarieven van de EIA voor investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen zijn niet gewijzigd. De EIA bedraagt 41,5% van het investeringsbedrag. Het maximale investeringsbedrag waarover aftrek wordt verleend bedraagt € 119 miljoen (2014: € 118 miljoen). Voor het recht op EIA moet het investeringsbedrag per bedrijfsmiddel tenminste € 2.500 (2014: idem) bedragen.

Milieu-investeringsaftrek (MIA)
De tarieven van de MIA voor investeringen in bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen als milieu-investeringen zijn niet gewijzigd.

  • voor milieu-investeringen die behoren tot categorie I : 36%;
  • voor milieu-investeringen die behoren tot categorie II : 27%;
  • voor milieu-investeringen die behoren tot categorie III: 13,5%.

Met ingang van 2014 geldt een minimuminvesteringsbedrag per bedrijfsmiddel van € 2.500. Er geldt een maximumbedrag van € 25 miljoen waarover MIA wordt verleend.

 
Vooraf ingevulde aangifte voor 1 mei 2015 indienenInkomstenbelasting

 

De vooraf ingevulde aangifte inkomstenbelasting over 2014 staat vanaf 1 maart 2015 klaar. Anders dan in voorgaande jaren moet de aangifte niet vóór 1 april maar voor 1 mei 2015 binnen zijn. De gegevens die de Belastingdienst vooraf op de aangifte heeft ingevuld, moeten worden gecontroleerd en waar nodig worden aangevuld. Wie zijn aangifte zonder wijzigingen wil indienen, kan gebruikmaken van de aangifte-app. De app bevat dit jaar ook de hypotheekgegevens.

Mensen die in de maand maart aangifte doen, krijgen zeker voor 1 juli bericht van de Belastingdienst. Voor aangiften, die in april binnenkomen, is dit niet zeker, al streeft de Belastingdienst er naar om ook dan voor 1 juli bericht te geven.

 
Wijzigingen IB 2015Inkomstenbelasting

 

Met ingang van 1 januari 2015 zijn de volgende zaken gewijzigd in de inkomstenbelasting.

Tarieven box 1
Het tarief in de eerste schijf bedraagt 8,35% (2014: 5,15%). Het tarief in de tweede schijf bedraagt 13,85% (2014: 10,85%). De tarieven in de derde en de vierde schijf zijn gelijk gebleven. Inclusief 28,15% (2014: 31,15%) premies volksverzekeringen is het tarief in de eerste schijf 36,5% (2014: 36,25%) en in de tweede schijf 42% (2014: idem). Vanaf de derde schijf worden geen premies volksverzekeringen geheven. Het tarief inclusief premies in de tweede schijf is gelijk aan het belastingtarief in de derde schijf.

Voor mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt geldt een lager percentage premies volksverzekeringen, nl. 10,25% (2014: 13,25%). Dit komt omdat zij geen AOW-premie hoeven te betalen.

Tarieven box 2
Het reguliere tarief in box 2 bedraagt 25%. In 2014 gold voor het inkomen in box 2 tot € 250.000 een lager tarief van 22%.

Tarief box 3
Ondanks de lage rendementen op spaar- en beleggingstegoeden is het tarief in box 3 onveranderd 30% over een fictief behaald rendement van 4% (effectief tarief 1,2% van de waarde).

Heffingskortingen
De maximale algemene heffingskorting bedraagt € 2.203 (2014: € 2.103). Vanaf een inkomen van € 19.822 (2014: € 19.645) daalt de algemene heffingskorting met 2,32% (2014: 2%), maar niet verder dan tot € 1.342 (2014: € 1.366). Voor mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt daalt de algemene heffingskorting tot € 685 (2014: € 693).

De maximale arbeidskorting bedraagt € 2.220 (2014: € 2.097). Vanaf een inkomen van € 49.770 (2014: € 40.721) daalt de arbeidskorting met 4% (2014: idem), maar niet verder dan tot € 184 (2014: € 367). Voor mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt daalt de arbeidskorting tot € 94 (2014: € 186).

De maximale werkbonus bedraagt € 1.119 (2014: € 1.119). De minimale leeftijd voor de werkbonus is verhoogd van 60 naar 61 jaar.

De inkomensafhankelijke combinatiekorting bedraagt minimaal € 1.033 (2014: € 1.024) en loopt vanaf een arbeidsinkomen van € 4.857 (2014: € 4.814) met 4% op tot maximaal € 2.152 (2014: € 2.133).

De tijdelijke heffingskorting voor VUT en prepensioen bedraagt 0,33% (2014: 0,67%) van deze uitkeringen, met een maximum van € 61 (2014: € 121).

De levensloopverlofkorting is maximaal € 207 (2014: € 205) per jaar waarin bedragen zijn gestort in de levensloopregeling.

De ouderschapsverlofkorting en de alleenstaande-ouderkorting zijn vervallen. In 2014 bedroegen deze resp. € 4,29 per verlofuur en € 947 (€ 481 voor AOW-gerechtigde alleenstaande ouders).

Eigen woning
Het eigenwoningforfait voor woningen met een WOZ-waarde tussen € 75.000 en € 1.050.000 (2014: € 1.040.000) bedraagt 0,75% (2014: 0,7%) van de waarde. Het verhoogde eigenwoningforfait voor het deel van de WOZ-waarde boven € 1.050.000 (2014: € 1.040.000) bedraagt 2,05% (2014: 1,8%). Aftrek van betaalde hypotheekrente in de vierde tariefschijf gaat tegen 51% (2014: 51,5%) in plaats van tegen het tabeltarief van 52%.

De rente in een uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning is onbelast als de uitkering niet meer bedraagt dan € 36.600 (2014: € 36.300) bij tenminste 15 jaar premiebetaling en niet meer dan € 161.500 (2014: € 160.000) bij 20 jaar of meer premiebetaling. Met ingang van 1 januari 2013 is de vrijstelling voor de kapitaalverzekering eigen woning voor nieuwe gevallen vervallen.

De maximale vrijstelling voor kamerverhuur bedraagt in 2015 € 4.954 (2014: € 4.748).

Levensonderhoud kinderen
De forfaitaire aftrek voor bijdragen in het levensonderhoud van kinderen is afgeschaft per 1 januari 2015.

Lijfrentepremie
Betaalde premies voor lijfrenteverzekeringen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Voor iemand die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt bedraagt de aftrekbare premie (jaarruimte) 13,8% (2014: 15,5%) van de premiegrondslag, met een maximum van € 12.153 (2014: € 25.181). De jaarruimte wordt verminderd met de opbouw van pensioenaanspraken en dotaties aan de oudedagsreserve.
Wie in de voorgaande 7 jaar de jaarruimte niet (geheel) heeft benut kan gebruik maken van een aanvullende aftrek. Deze reserveringsruimte bedraagt 17% (2014: idem) van de premiegrondslag in het jaar van aftrek. Er geldt een maximum van € 7.052 (2014: € 6.989). Voor wie aan het begin van het kalenderjaar maximaal 10 jaar jonger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd wordt dit maximum verhoogd tot € 13.927 (2014: € 13.802).

De premiegrondslag is het totaal van de winst uit onderneming, het resultaat uit werkzaamheden en het inkomen uit arbeid in het vorige jaar, met een maximum van € 100.000 en verminderd met de (AOW) franchise ter grootte van € 11.936 (2014: € 11.829). Voor het jaar 2014 gold een maximale premiegrondslag van € 162.457.

Voor tijdelijke oudedagslijfrenten is het maximale bedrag van de jaaruitkering € 21.142 (2014: € 20.953). Premies voor tijdelijke oudedagslijfrenten zijn alleen aftrekbaar als de uitkeringen niet eerder ingaan dan in het jaar waarin men de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.

 
Correcties sieren laatste btw-aangifte van het jaarOmzetbelasting

 

De laatste btw-aangifte voor 2014 komt er al weer bijna aan. In deze aangifte moet u wellicht rekening houden met enkele eindejaarscorrecties, zoals voor het privégebruik van de auto van de zaak en over personeelsvoorzieningen.

Btw privégebruik auto
Wordt de auto van de zaak ook privé gebruikt, dan moet u over dit privégebruik btw betalen. Deze bedraagt in de regel 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm (forfaitaire regeling). Er zijn afwijkende regels, bijvoorbeeld wanneer de auto ouder is dan vijf jaar of zonder btw is aangeschaft. De btw voor het privégebruik van de zakelijke auto geeft u aan in en betaalt u bij de laatste aangifte van het boekjaar.

Tip: U mag ook btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn dan de forfaitaire regeling. U moet dan wel een sluitende kilometeradministratie bijhouden.

Correcties privégebruik
Ook andere zakelijke goederen en diensten die u het afgelopen jaar privé heeft gebruikt, zullen de nodige aandacht van u vragen in de laatste btw-aangifte. Heeft u de btw over deze goederen of diensten eerder afgetrokken als voorbelasting, dan moet u voor het privégebruik btw betalen. Dit geeft u aan in de laatste btw-aangifte van het jaar.

Herziening aftrek bij vrijgestelde omzet
Koopt u goederen of gebruikt u diensten voor zowel btw-belaste activiteiten als voor btw-vrijgestelde activiteiten, dan kunt u niet alle btw in aftrek brengen. Alleen de btw op kosten die u maakt voor belaste omzet is aftrekbaar. Dat betekent dat u een inschatting moet maken welk deel van de goederen en diensten u gebruikt voor belaste omzet. In de laatste btw-aangifte over 2014 moet u dan eventuele correcties aanbrengen in de verdeling die u heeft gemaakt tussen belaste en vrijgestelde omzet. Een teveel genoten btw-aftrek moet u herzien.

Let op! De herzieningstermijn voor roerende investeringsgoederen (bijvoorbeeld een computer of een auto) is vijf jaar en voor onroerende investeringsgoederen (zoals een pand) tien jaar. Er gelden bijzondere regels.

Correctie over personeelsvoorzieningen
In de laatste btw-aangifte van het jaar moet u ook alert zijn op de btw over personeelsvoorzieningen, giften en relatiegeschenken. De btw mag u in principe in aftrek brengen als de voorzieningen en geschenken per werknemer of relatie niet meer bedragen dan € 227 (exclusief btw) per boekjaar. Heeft u meer uitgegeven en de btw hierover afgetrokken, dan moet u waarschijnlijk de btw alsnog terugbetalen.

Kleineondernemersregeling
Tot slot kunnen zelfstandig ondernemers die de kleineondernemersregeling toepassen hun vermindering (eventueel) corrigeren.

 
Uitkoopsom medevennoot niet in een keer ten laste van winstVennootschapsbelasting

 

In een procedure over de uitkoop van een vennoot en de aan de uittreder betaalde goodwill ging het over de vraag of de overblijvende vennoten hun aandeel in de goodwill moesten activeren en vervolgens jaarlijks afschrijven of in een keer in aftrek van de winst mocht brengen. Bepalend daarvoor was of de uitkoop noodzakelijk was om de maatschap te vrijwaren van verdere verliezen.

Hof Den Haag was van oordeel dat in deze casus vergroting van het winstaandeel van de overblijvende vennoten niet de reden voor de uitkoop was. De met de uitkoop gemoeide uitgaven waren volgens het hof niet bedoeld om wijziging in de bestaande winstverdeling aan te brengen. Volgens het hof mochten de overblijvende vennoten het betaalde bedrag aan goodwill ineens in aftrek op de winst brengen. Het hof beriep zich op een arrest van de Hoge Raad.

De Hoge Raad is van oordeel dat het hof dit arrest verkeerd heeft uitgelegd. Niet iedere betaling die aan een niet functionerende vennoot wordt betaald kan in een keer ten laste van de winst worden gebracht. Een bedrag dat wordt betaald aan een zittende vennoot, die niet of te weinig bijdraagt aan de omzet van de onderneming, is een betaling om de bestaande winstverdeling te wijzigen. Bij uitkoop van een zittende vennoot moeten de overblijvende vennoten het aan die vennoot betaalde bedrag activeren, tenzij de bedrijfswaarde van het gekochte aandeel lager is. Het verschil tussen het betaalde bedrag en de bedrijfswaarde kan ineens ten laste van de winst worden gebracht.

 
Regime fiscale eenheid wordt aangepastVennootschapsbelasting

 

Het Hof van Justitie EU heeft eerder dit jaar in reactie op prejudiciële vragen van Hof Amsterdam geoordeeld dat het Nederlandse regime van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting op onderdelen tekort schiet. De vragen van Hof Amsterdam betroffen de onmogelijkheid om een fiscale eenheid te vormen tussen een moedermaatschappij en een kleindochtermaatschappij wanneer de tussenliggende dochtermaatschappij in het buitenland is gevestigd. Het Hof van Justitie EU is van oordeel dat ook een fiscale eenheid tussen in Nederland gevestigde zustermaatschappijen mogelijk moet zijn als de moedermaatschappij in het buitenland is gevestigd. Hof Amsterdam heeft in een drietal uitspraken aansluiting gezocht bij het oordeel van het Hof van Justitie EU.

De staatssecretaris van Financiën heeft laten weten dat hij geen beroep in cassatie zal instellen tegen de uitspraak van hof Amsterdam. In de eerste helft van 2015 komt hij met een wetsvoorstel om het regime van de fiscale eenheid aan te passen.
Vooruitlopend daarop komt de staatssecretaris op korte termijn een beleidsbesluit waarin zal worden goedgekeurd dat de Belastingdienst verzoeken om vorming van een fiscale eenheid in hiervoor genoemde situaties honoreert. De aanpassingen van de fiscale eenheid blijven beperkt tot de andere lidstaten van de Europese Unie, Noorwegen, Liechtenstein en IJsland.

 
Regelgeving ontslag payrollwerknemers wijzigtArbeidsrecht

 

Hebt u medewerkers via een payrollorganisatie, dan kunt u hier vanaf 1 januari niet zonder meer van af! Met ingang van 1 januari 2015 gelden namelijk nieuwe ontslagregels voor deze groep medewerkers.

Wat is nieuw?
Vanaf 1 januari gelden voor payrollwerknemers dezelfde voorwaarden als voor werknemers die bij u in dienst zijn. Zo moet u bij een bedrijfseconomisch ontslag het afspiegelingsbeginsel – waarbij het personeel in leeftijdsgroepen wordt onderverdeeld en degene met het kortste dienstverband binnen de leeftijdsgroep voor ontslag in aanmerking komt – ook voor payrollwerknemers gaan toepassen.

Bent u van mening dat de payrollwerknemer niet goed functioneert, dan kunt u alleen een ontslagvergunning krijgen als u voldaan heeft aan de voorwaarden waaronder normaliter een ontslagvergunning wegens disfunctioneren kan worden verkregen. Denk hierbij aan zaken als het uitvoeren en monitoren van een verbetertraject.

Wat is payrolling?
Bij payrolling stelt de werkgever op basis van een overeenkomst met een derde een werknemer ter beschikking om in opdracht en onder toezicht en leiding van die derde werkzaam te zijn. Payrolling onderscheidt zich van de uitzendovereenkomst doordat:

  • voor payrolling niet vereist is dat de terbeschikkingstelling geschiedt in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de payrollwerkgever (waarmee bedoeld is dat de werkgever zich juist op die terbeschikkingstelling dient toe te leggen);
  • bij payrolling de overeenkomst met de derde niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt (allocatiefunctie);
  • het de payrollwerkgever alleen met toestemming van de inlener is toegestaan de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen.

Let op! De rechtspositie van payrollwerknemers wordt hierdoor dus verstevigd. Dit betekent dat als u als inlener naast eigen werknemers ook werknemers via een payrollorganisatie hebt, u hier dus niet zonder meer van af kunt. De nieuwe regelgeving geldt alleen voor arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan op of na 1 januari 2015!

 
Modernisering verlof en arbeidstijdenArbeidsrecht

 

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel Modernisering Regelingen voor Verlof en Arbeidstijden aangenomen. De meeste maatregelen gaan in op 1 januari 2015. De wet bevat maatregelen die het combineren van werk en zorgtaken moeten vereenvoudigen.

  • Partners krijgen een onvoorwaardelijk recht op drie dagen ouderschapsverlof rond de geboorte van een kind, naast het bestaande kraamverlof van twee dagen.
  • Het bevallingsverlof bij een langdurige ziekenhuisopname van een pasgeboren kind wordt verlengd.
  • Het bevallingsverlof gaat over naar de partner als de moeder overlijdt bij de geboorte van het kind.
  • De mogelijkheden voor kort- en langdurend zorgverlof worden verruimd waardoor ook zorgverlof kan worden opgenomen voor een huisgenoot, vriend of tweedegraads familielid. Deze verruiming gaat in op 1 juli 2015.
  • Werknemers mogen ieder jaar vragen om een andere arbeidsduur. Tot nu toe kon dat één keer per twee jaar. Ook kan verlof flexibeler worden opgenomen.

 
Wijzigingen arbeidsrechtArbeidsrecht

 

Per 1 januari 2015 zijn er belangrijke wijzigingen in het arbeidsrecht doorgevoerd. Zo is de Wet Werk en Zekerheid van kracht geworden, evenals de Wet Modernisering Regelingen voor Verlof en Arbeidstijden. Onderstaand een overzicht van de maatregelen. 

Wet Werk en Zekerheid

Wijzigingen per 1 januari 2015
Deze wijzigingen zien met name op tijdelijke arbeidscontracten. Het betreft zaken als proeftijdbeding, concurrentiebeding, uitzendbeding, loondoorbetalingsverplichting en aanzegtermijn.

Proeftijd
De mogelijkheid om een proeftijd te bedingen in een arbeidscontract is vervallen voor contracten met een duur van maximaal zes maanden. Voor arbeidscontracten met een duur van zes maanden tot maximaal twee jaar geldt dat een proeftijd mag worden overeengekomen, mits deze niet langer is dan een maand. De proeftijd mag maximaal twee maanden bedragen als de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor twee jaar of langer of voor onbepaalde tijd.

Concurrentiebeding
Een concurrentiebeding beperkt de werknemer in zijn vrije keuze voor een andere werkgever. Met ingang van 1 januari 2015 is de mogelijkheid om een concurrentiebeding op te nemen in contracten voor bepaalde tijd in beginsel vervallen. Alleen in bijzondere gevallen is een concurrentiebeding nog toegestaan.

Uitzendarbeid
De wet biedt de mogelijkheid om de overeenkomst tussen uitzendbureau en uitzendkracht van rechtswege te eindigen als de inlener geen gebruik van de diensten van de uitzendkracht meer wil maken. Die mogelijkheid geldt uitsluitend voor de eerste 26 weken waarin de uitzendkracht werkt voor het uitzendbureau. Dit uitzendbeding kan per 1 januari 2015 niet meer onbeperkt worden opgerekt. Het uitzendbeding mag maximaal 78 weken gelden.

Oproepcontracten
Een werkgever hoeft geen loon te betalen als een werknemer geen arbeid verricht. Heeft een werknemer zijn arbeid niet kunnen verrichten door een oorzaak die voor rekening van de werkgever komt, dan behoudt de werknemer wel recht op loon. Het recht op loondoorbetaling kan op grond van de wet voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst worden uitgesloten. De mogelijkheid om de loondoorbetalingsverplichting bij cao onbeperkt uit te sluiten is vervallen per 1 januari 2015.

Aanzegtermijn
Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt in beginsel van rechtswege door het verstrijken van deze bepaalde tijd. Behoudens andere afspraken is opzegging of aanzegging nu niet nodig. De werkgever moet tenminste één maand voor het einde van tijdelijke contracten van zes maanden of langer schriftelijk laten weten of en onder welke voorwaarden hij het dienstverband met de werknemer wil voortzetten. De werkgever die zich daar niet aan houdt, moet één bruto maandsalaris betalen.

Wijzigingen per 1 juli 2015
Met ingang van 1 juli 2015 verandert het ontslagrecht. De huidige keuzemogelijkheid tussen de rechter en het UWV vervalt dan. Ook verandert er het een en ander ten aanzien van ontslagvergoedingen. Verder wijzigt de ketenregeling voor opvolgende contracten voor bepaalde tijd op die datum.

Ketenregeling
Momenteel mogen maximaal drie opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd met een totale duur van maximaal 36 maanden worden aangegaan. Overschrijdt de totale duur de periode van 36 maanden of wordt een vierde tijdelijk contract aangeboden, dan geldt het laatste contract als een contract voor onbepaalde tijd. Een periode van drie maanden tussen twee arbeidsovereenkomsten onderbreekt de keten. Per 1 juli 2015 bedraagt de maximale periode van opvolgende contracten nog maar 24 maanden. Er is dan sprake van opvolgende contracten als de tussenliggende tijd niet langer is dan zes maanden. Gevolg is dat veel sneller dan nu een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat.

Ontslag via kantonrechter of UWV?
Vanaf 1 juli 2015 bepaalt de ontslaggrond of een werkgever ontslag moet vragen bij het UWV of bij de kantonrechter. De route loopt via het UWV bij ontslag om bedrijfseconomische redenen of wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Ontslag vanwege disfunctioneren of verwijtbaar handelen van de werknemer of vanwege een verstoorde arbeidsverhouding wordt beoordeeld door de kantonrechter.

Ontslag met instemming van de werknemer
Toestemming van het UWV of ontbinding door de kantonrechter is niet nodig als de werknemer instemt met het ontslag. Dat moet blijken uit een schriftelijke verklaring van de werknemer. De werknemer heeft een bedenktijd van twee weken om zijn instemming in te trekken. Hij hoeft daarvoor geen reden op te geven. Via het sluiten van een beëindigingsovereenkomst kunnen partijen een arbeidsovereenkomst beëindigen met wederzijds goedvinden. Ook in dat geval geldt de bedenktijd voor de werknemer. De werkgever moet de werknemer er binnen twee werkdagen op wijzen dat hij twee weken bedenktijd heeft.

Ontslagvergoeding
Vanaf 1 juli 2015 moet de werkgever bij ontslag altijd een zogenaamde transitievergoeding betalen aan de werknemer als de arbeidsovereenkomst twee jaar of langer heeft bestaan. Voor de eerste tien jaar van het dienstverband bedraagt de vergoeding een derde maandsalaris per dienstjaar. Voor alle volgende dienstjaren bedraagt de vergoeding een half maandsalaris. De vergoeding bedraagt maximaal € 75.000 of een jaarsalaris als dat hoger is dan € 75.000.

Deze voorgeschreven vergoeding geldt niet bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. In dat geval bepalen werkgever en werknemer in onderling overleg hoe en op welke voorwaarden de arbeidsovereenkomst eindigt.

De werkgever hoeft geen vergoeding te betalen als het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Bij ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever kan de kantonrechter een aanvullende vergoeding toekennen. De rechter bepaalt de hoogte daarvan.

Opzegtermijn
De duur van de ontslagprocedure mag in mindering komen op de opzegtermijn, zolang de resterende termijn niet korter wordt dan één maand.

Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden
De Wet Modernisering Regelingen voor Verlof en Arbeidstijden moet flexibeler gebruik van verlofmogelijkheden en het aanpassen van arbeidstijden mogelijk maken. Het gaat met name om het opnemen van ouderschaps-, adoptie- en pleegzorgverlof en langdurend zorgverlof. De meeste maatregelen van deze wet zijn ingegaan op 1 januari 2015. De belangrijkste maatregelen zijn:

  • partners krijgen een onvoorwaardelijk recht op drie dagen ouderschapsverlof rond de geboorte van een kind, naast het bestaande kraamverlof van twee dagen;
  • het bevallingsverlof bij een langdurige ziekenhuisopname van een pasgeboren kind wordt verlengd;
  • het bevallingsverlof gaat over naar de vader als de moeder overlijdt bij de geboorte van het kind;
  • de mogelijkheden voor kort- en langdurend zorgverlof worden verruimd waardoor ook zorgverlof kan worden opgenomen voor een huisgenoot, vriend of tweedegraads familielid. Deze verruiming gaat in op 1 juli 2015;
  • werknemers mogen ieder jaar vragen om een andere arbeidsduur. Tot nu toe kon dat één keer per twee jaar. Ook kan verlof flexibeler worden opgenomen.

 
Premies werknemersverzekeringen 2015Sociale verzekeringen

 

Voor 2015 gelden de volgende premiepercentages voor de werknemersverzekeringen

WW-Awf2,07%
WAO/WIA basis5,25%
Bijdrage kinderopvang0,50%
Whkvariabel, zie beschikking
Zvw6,95%
Idem, bijdrage werknemer (indien van toepassing)4,85%
Idem, zeevarenden0,00%
Ufo0,78%


Maximum premieloon per loontijdvak

 Loontijdvak Maximum premieloon
 Dag € 199,90
 Week € 999,53
 Vier weken € 3.998,15
 Maand € 4.331,33
 Kwartaal € 12.994
 Jaar € 51.976

Het aantal SV-dagen in 2015 bedraagt 261. Voor de premieberekening wordt uitgegaan van 260 dagen.

 

Hopelijk heeft u de opgenomen artikelen als interessant en nuttig ervaren.


Met vriendelijke groet,

Remmerswaal Accountants & Adviseurs

U ontvangt deze e-mail van Remmerswaal Accountants & Adviseurs
Wilt u liever geen e-mail meer ontvangen op dit e-mailadres, klik dan hier om u af te melden.
www.remmerswaal.nlinfo@remmerswaal.nl